Werkgevers vinden het Nederlandse ontslagrecht beknellend. We kennen in Nederland diverse flexibele arbeidsovereenkomsten en daarnaast de overeenkomst van opdracht.
Deliveroo zorgde voor de bezorging van maaltijden van onafhankelijke restaurants bij haar klanten. De bezorgers waren aanvankelijk in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vanaf medio 2018 werkten bezorgers op basis van een overeenkomst van opdracht.
De FNV stelde de vraag aan de orde of deze overeenkomsten van opdracht in feite geen arbeidsovereenkomsten zijn. Het gerechtshof in Amsterdam heeft daar op 16 februari 2021 een uitgebreid arrest over gewezen, waarin het hof tot de conclusie kwam, dat er sprake was van arbeidsovereenkomsten en niet van overeenkomsten van opdracht. Ik verwijs hiervoor naar een eerdere blog van Erik Vannisselroy.
Deliveroo heeft die kwestie aan de Hoge Raad voorgelegd. In het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023, heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van Deliveroo verworpen. De Hoge Raad herhaalt, dat als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst in artikel 7:610 BW, er sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarbij het niet van belang is of partijen de bedoeling hadden om een andere overeenkomst te sluiten. Daarbij zijn van belang de vereisten die gesteld worden aan een arbeidsovereenkomst te weten het verrichten van arbeid, arbeidsloon, in dienst van en gedurende zekere tijd. Getoetst aan die criteria komen zowel Hof als Hoge Raad tot het oordeel, dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De Hoge Raad merkt op, dat het van belang kan zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers en de duur waarvoor de betrokkene zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Ondernemerschap betekent ook, dat je investeert in je eigen bedrijf. Daarvan was geen sprake bij de bezorgers.
Voor de gemiddelde werkgever zal het niet eenvoudig zijn om te onderscheiden of iemand als werknemer, dan wel als opdrachtnemer werkzaam zal zijn. De belastingdienst zal niet handhaven op dit aspect tot 2025. Voor alsnog zal het dan ook afhangen van vakbonden of van individuele werknemers of zij de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst willen voorleggen aan de rechter.
Het is de vraag of we in Nederland niet meer gebaat zijn bij een andere oplossing dan de vele vormen van flexibele arbeidsovereenkomsten en de lastige kwalificatievraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Te denken valt dan aan een versoepeling van het ontslagrecht. Dat zou dan aldus kunnen, dat er gedurende de eerste vijf jaar van een dienstverband geen preventieve ontslagtoets nodig is door het UWV of de rechter. Het wordt dan weliswaar voor een werkgever eenvoudiger om een werknemer te ontslaan, maar daar staat tegenover, dat werkgevers ongetwijfeld eerder een werknemer in dienst zullen nemen als men voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet naar het UWV of de rechter hoeft te stappen.
Indien u vragen heeft kunt u contact opnemen met één van onze specialisten van team arbeidsrecht.