Kennis | TRC Advocaten

Geen bewijs van verzending? Geen zaak!

Geschreven door Mark van den Hoff | 8-jun-2022 13:24:29

Op 19 maart 2018 wordt een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een kiosk aan het Paul Krugerplein in Den Haag. Deze omgevingsvergunning wordt op 11 december 2020 geweigerd. In het besluit is vermeld dat belanghebbenden binnen zes weken na bekendmaking beroep kunnen instellen bij de rechtbank Den Haag.

Op 27 januari 2021 stuurt de aanvrager van de omgevingsvergunning een mail naar de rechtbank om te informeren naar het uitblijven van een ontvangstbevestiging van zijn beroepschrift. Hij vermeldt in de mail dat hij het beroepschrift op 15 januari 2021 per gewone post heeft verstuurd en voegt het beroepschrift bij.

 

Wat was het oordeel van de rechtbank?

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift pas op 27 januari 2021 is ontvangen en toen de beroepstermijn, die liep tot en met 22 januari 2021, was verstreken. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat de bewijslast van tijdige verzending bij de aanvrager ligt en niet aannemelijk is gemaakt dat het beroepschrift binnen de beroepstermijn is verzonden omdat in het dossier een envelop met een poststempel ontbreekt. Ook heeft de aanvrager nagelaten bij PostNL te informeren over het uitblijven van een reactie op de door hem ingediende klacht en komt dat voor zijn rekening en risico. En het verweer dat tijdens de lockdown het PostNL-afgiftepunt Baksi Multiservice beperkt open was, kon de rechtbank ook niet vermurwen omdat het voor de aanvrager niet onmogelijk was om het beroepschrift op tijd, al dan niet aangetekend, te versturen. Hij had immers, toen op 15 januari 2021 bleek dat het afgiftepunt gesloten was, er ook voor kunnen kiezen om het beroepschrift alsnog per aangetekende post te versturen, desnoods bij een ander PostNL-punt.

 

En wat oordeelde de Afdeling?

In hoger beroep voert de aanvrager nog aan dat hij het beroepschrift wel degelijk op tijd op de post heeft gedaan en het beroepschrift daarna, bijna gelijktijdig met de uitspraak van de rechtbank, retour heeft ontvangen van PostNL. Volgens PostNL was het beroepschrift in het ongerede geraakt omdat het adres niet juist zou zijn, terwijl het adres op de geretourneerde envelop wel juist is. De reden waarom het beroepschrift niet is bezorgd is zowel voor de aanvrager als PostNL onduidelijk. Ook wilde de aanvrager het beroepschrift niet persoonlijk naar de rechtbank brengen vanwege maatregelen omtrent het coronavirus.

De aanvrager vangt ook in hoger beroep bot omdat de Afdeling van oordeel is dat weliswaar is gebleken van de mislukte bezorging van het beroepschrift echter niet vastgesteld kan worden op welk moment de aanvrager het beroepschrift in de brievenbus heeft gedaan. Dat hij het beroepschrift retour heeft ontvangen is ook geen omstandigheid waaruit blijkt dat de aanvrager niet in verzuim is geweest het beroepschrift op tijd te verzenden. Immers ontbreekt op de envelop een poststempel waaruit tijdige verzending blijkt en is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het aan aanvrager is om aannemelijk te maken dat het beroepschrift binnen de termijn op de post is gedaan.

 

Conclusie

De uitkomst van deze zaak was voorspelbaar. Zonder bewijs van verzending is het zo goed als onmogelijk om aan te tonen dat het beroepschrift op tijd op de post is gedaan. De aanvrager had zich heel wat ellende kunnen besparen als hij de moeite had genomen om het beroepschrift aangetekend te verzenden dan wel af te geven bij de rechtbank. Ook toezending per mail of, wat toen nog mogelijk was, per fax was voldoende geweest voor een ontvankelijk beroep.