Op woensdag 2 februari jl. heeft de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan in de zaak waarin de staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel op 7 juli jl. hebben geadviseerd (ECLI:NL:RVS:2021:1468).
Uit de uitspraak blijkt dat de vraag of en zo ja, hoe intensief de bestuursrechter de evenredigheid van een overheidsbesluit toetst, afhankelijk is van veel factoren en deze toets van geval tot geval verschilt.
Bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel gaat de bestuursrechter (in overeenstemming met het advies van 7 juli jl.) onderscheid maken tussen de factoren geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het aangevochten overheidsbesluit. Hiermee wordt uitdrukkelijk afstand genomen van het willekeur-criterium.
Met betrekking tot de vraag hoe intensief de bestuursrechter het evenredigheidsbeginsel moet toetsen bespreekt de Afdeling vanwege de grote variëteit van factoren een glijdende schaal van vol naar terughoudend toetsen. Daarbij is onder andere van belang of en in welke mate de belangen van de burgers worden geraakt. Naarmate de belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen ernstiger zijn of het besluit inbreuk maakt op de mensenrechten, zal de bestuursrechter indringender toetsen.
Opvallend is dat de Afdeling het advies van 7 juli jl., dat bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel uitgaat van drie standaardsituaties, op dit onderdeel niet overneemt, omdat de variëteit in toetsing niet terug te brengen is tot deze standaardsituaties, de glijdende schaal is hiervoor beter geschikt.
Heeft u een besluit ontvangen van de gemeente of een andere overheidsinstantie en bent u van mening dat uw belangen onevenredig worden geraakt, dan kan deze uitspraak mogelijk uitkomst bieden.