Kartelvorming vindt regelmatig plaats en is met name bedoeld om een hogere prijs voor producten te krijgen. De Europese Commissie beboet deelname aan een kartel, maar welke mogelijkheden hebben de gedupeerden - de afnemers van de karteldeelnemers - om geleden schade te vorderen? In deze blog geef ik - aan de hand van praktijkvoorbeelden - antwoord op deze vraag.
Een voorbeeld van het aanpakken van een karteldeelnemer speelde bij producenten van hoogspanningskabels. In 2007 heeft het bedrijf X, samen met een aantal andere producenten, een boete gekregen voor deelname aan het kartel dat men had gevormd. Het bedrijf TenneT was afnemer van bedrijf X en stelde schade te hebben geleden van deze kartelpraktijken. Bedrijf x voerde aan dat TenneT geen schade had geleden omdat TenneT de schade door de prijsopslag doorberekende aan haar afnemers.
Schadevergoeding van twintig miljoen
In de procedure die daarop volgde heeft de Rechtbank Gelderland in maart 2017 het bedrijf X veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van ruim twintig miljoen. De Rechtbank heeft daarbij aangegeven dat het niet reƫel is dat alle kleine klanten van TenneT, met name consumenten, zelf hun schade rechtstreeks bij bedrijf X gaan claimen. Bovendien geeft de Rechtbank aan dat verwacht wordt dat de schade-uitkering weer effect heeft op een prijsverlaging richting de afnemers van TenneT.
Soms bieden kartelpartijen zelf geen dan wel onvoldoende verhaal, of wensen gedupeerde partijen hun pijlen niet slechts tot de karteldeelnemers te richten. Immers, onder omstandigheden kunnen de (vermogende) moederondernemingen van deze kartelpartijen ook aangepakt worden. Dit doet zich voor indien aangenomen kan worden dat de moederondernemingen hun invloed uitoefenen op het marktgedrag van hun dochteronderneming. Dit heeft dan tot gevolg dat de moederondernemingen zelf volledig aansprakelijk zijn voor de schade.
In een aantal uitspraken in Europees verband, waaronder deelname aan een Spaanse bitumen-kartel, is dit vastgesteld. Het verweer dat de dochteronderneming haar marktgedrag autonoom zou hebben bepaald, los van de instructies van de moederonderneming, werd verworpen.
Uit de rechtspraak in Europees verband komt naar voren dat aan de bewijslast van de moederonderneming zeer hoge eisen worden gesteld. Er wordt al heel snel aangenomen dat de moederonderneming een beslissende invloed heeft gehad - of kan hebben - op het marktgedrag van de dochteronderneming. Daardoor wordt al snel veronderstelt dat de moedervennootschap aansprakelijk is. Het is derhalve voor de moederonderneming heel moeilijk om aan te tonen dat zij geen invloed heeft uitgeoefend en niet volledig aansprakelijk is.
Een gedupeerde van kartelpraktijken heeft verschillende opties om schadevergoeding te vorderen van de karteldeelnemers. Ook kan de gedupeerde, en dat zal met name spelen bij karteldeelnemers die weinig verhaal bieden, de pijlen richten op de (rijke) moederonderneming.