Mag een incassobureau een bedrag van € 175.000,00 aan incassokosten inhouden en aanspraak maken op € 81.000,00 aan wettelijke handelsrente op een door de deurwaarder, na het voeren van een procedure, geïncasseerd bedrag?
Deze vraag deed zich voor bij de Rechtbank Den Haag.
Voorafgaand aan deze procedure is er een procedure gevoerd tussen een antiquair die een vorering had op een vennootschap waarbij in hoofdsom € 700.000,00 gevorderd is en ook is toegewezen. De rechtbank had in die procedure incassokosten toegewezen tot een beloop van € 6.000,00 en daarnaast de wettelijke handelsrente.
De volledige hoofdsom, met toegewezen incassokosten en rente, wordt vervolgens betaald door de vennootschap. Het incassobureau houdt vervolgens 15 % incassokosten in en draagt het saldo af aan de antiquair.
De antiquair accepteert dit niet en eist afgifte van het ingehouden bedrag. Het incassobureau weigert hieraan te voldoen en geeft in tweede instantie bovendien aan ook recht te hebben op de wettelijke handelsrente van € 81.000,00.
Partijen komen er in onderling overleg niet uit en leggen de zaak voor aan de rechtbank.
In deze procedure dient de rechtbank een oordeel te geven over de aanspraken op ingehouden incassokosten (€175.000,00) en de wettelijke handelsrente (€81.000,00).
De rechtbank geeft in het vonnis van 6 november 2024 voor de incassokosten aan dat de afspraken tussen partijen niet helder zijn en dat daarom gekeken moet worden wat partijen nu redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Het incassobureau gaf aan dat de incassoprovisie 15% bedroeg. De opdrachtgever gaf aan dat dit alleen maar verschuldigd zou kunnen zijn als het bedrag ook volledig binnen zou zijn gehaald bij de derde partij.
De rechtbank oordeelt om meerdere redenen dat de incassokosten tot het beloop van € 175.000,00 ten onrechte zijn ingehouden. Zo oordeelt de rechtbank dat de incassokosten van 15% van de hoofdsom zien op de buitengerechtelijke fase. Daarbij geeft de rechtbank ook aan dat bij de eerdere procedure slechts een bedrag van €6.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen, zodat voor het maken van aanspraak op meer geen grond is.
Het incassobureau wordt veroordeeld tot het afdragen van de ingehouden incassokosten tot een beloop van € 175.000,00 minus in de eerdere procedure toegewezen kosten tot een beloop van € 6000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
Het incassobureau had zelf een tegenvordering ingediend dat ziet op de geïncasseerde wettelijke handelsrente. Het incassobureau was van mening dat zij aanspraak kon maken op deze vergoeding gezien de incasso overeenkomst.
Deze vordering wordt door de rechtbank afgewezen omdat de bepaling waarop het incassobureau zich beroept niet uitdrukkelijk met de opdrachtgever is besproken en overeengekomen en bovendien (verstopt) in een bijzin onder het kopje “overige voorwaarden” is opgenomen.
De rechtbank komt tot de slotsom komt dat met name van belang is de wanverhouding tussen de door het incassobureau verrichte werkzaamheden en de hoogte van het geïncasseerde bedrag. Het incassobureau heeft de werkzaamheden in de gerechtelijke fase uitbesteed aan een advocaat en de opdrachtgever heeft in die fase aanzienlijke bedragen aan deze advocaat betaald. De rechtbank acht een beroep van het incassobureau op de bepaling onaanvaardbaar op basis van maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Daarmee wordt ook de rentevordering van het incassobureau afgewezen.
Gezond verstand gebruiken werkt. Zelfs al staat er iets verstopt in de kleine lettertjes, dan nog is er vaak een mouw aan te passen.
Nog beter, direct naar een goede advocaat stappen als het om dit soort belangen gaat!
Heeft u vragen over deze blog of kunnen wij u helpen met een incasso en/of geschil over incasso, neem contact op met een van onze specialisten.