Op 18 oktober 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Schiedam naar aanleiding van een advertentie op internet een controle uitgevoerd in een woning omdat daar mogelijk zonder de vereiste vergunning een bordeel werd geƫxporteerd. Tijdens de controle is in de woning een illegale seksclub aangetroffen. De eigenares van de woning heeft het pand via Airbnb verhuurd.
Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft de burgemeester van Schiedam op schrift gesteld dat hij de woning met toepassing van spoedeisende bestuursdwang op 18 oktober 2019 voor de duur van twee weken heeft gesloten. Hierna, bij besluit van 1 november 2019, heeft hij volgens het prostitutiebeleid van de gemeente Schiedam besloten de woning voor nog eens drie maanden te sluiten.
Omdat haar bezwaren tegen de beide besluiten ongegrond werden verklaard, gaat de eigenares in beroep bij de rechtbank. Die oordeelde dat de onmiddellijke sluiting van twee weken terecht was. De sluiting daarna voor nog eens drie maanden vindt de rechtbank echter niet evenredig omdat de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat het na de onmiddellijke sluiting duidelijk was geworden dat de eigenares niet betrokken was bij de seksclub. Ze had zich bovendien ingespannen om illegale situaties in het pand te voorkomen. Zo had zij bijvoorbeeld gekozen voor een geverifieerde huur via een bemiddelaar. Ook was de periode waarin sekswerk in de woning werd beoefend relatief kort en heeft eigenares direct na het incident haar buren ingelicht en openheid van zaken gegeven. Verder heeft ze er alles aan gedaan om recidive te voorkomen door de woning niet langer voor verhuur aan te bieden. Hierdoor was er volgens de rechtbank geen risico op herhaling.
De burgemeester is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en gaat in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij voert onder andere aan dat er sprake is van verwijtbaarheid omdat de eigenares als eigenaar van de woning verantwoordelijk is voor wat daarin gebeurt. Verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij een risico heeft genomen door de woning via Airbnb te verhuren en dat de door haar genomen voorzorgsmaatregelen niet afdoende zijn gebleken. Ook zijn volgens de burgemeester de gevolgen van de sluiting voor haar niet zo ingrijpend omdat ze al vier en een halve week elders woonruimte heeft en ze zo nodig een beroep op daklozenopvang kan doen. Al met al zijn er volgens de burgemeester geen bijzondere omstandigheden die de sluiting van de woning onevenredig maken.
De Afdeling verwijst allereerst naar haar uitspraak van 2 februari jl. waarin is geoordeeld dat de bestuursrechter de belangenafweging die ten grondslag ligt aan besluiten zal toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4 lid 2 Awb en daarbij niet langer het willekeurcriterium vooropstaat. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel spelen geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid een rol, maar zal de toetsing daaraan niet in alle gevallen op dezelfde wijze kunnen geschieden.
Vervolgens oordeelt de Afdeling dat uit het beoordelings- toetsingskader zoals dat uit de uitspraak van 2 februari jl. blijkt volgt dat noodzakelijkheid van de verdere sluiting een rol speelt bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Volgens de Afdeling is het ook niet zo dat alleen moet worden beoordeeld of er sprake is van een zeer uitzonderlijk geval waarin van verdere sluiting had moet worden afgezien.
De Afdeling acht de verlenging van de sluiting met drie maanden niet evenredig waarvoor met name van belang is dat het gebruik van de woning als seksclub relatief kort, dat wil zeggen 4 dagen, heeft geduurd. Verder werd meegewogen dat de eigenares direct melding heeft gedaan bij de politie en Airbnb, alle overige boekingen direct werden geannuleerd en heeft zij zich direct heeft laten uitschrijven bij Airbnb. Hiermee is volgens de Afdeling het recidiverisico aanzienlijk beperkt. De burgemeester heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom toch, ook na de sluiting voor twee weken, nog loop van cliƫnten naar de woning te verwachten viel en van een dergelijke loop ook niet is gebleken. Met het vertrek van de prostituees uit de woning onmiddellijk na de spoedsluiting en de door eigenares getroffen maatregelen was in een mogelijk gevaar voor herhaling geen noodzaak gelegen tot verdere sluiting over te gaan. Wat ook in het voordeel van de eigenares is meegewogen is dat zij voordat zij ging verhuren een aantal maatregelen heeft genomen om problemen bij de verhuur te voorkomen en er geen aanwijzingen zijn dat zij zelf betrokken was bij of wist van de exploitatie van haar woning als illegaal bordeel.
De Afdeling oordeelt dat de gevolgen van verdere sluiting van de woning voor drie maanden in dit geval onevenredig zijn voor de eigenares in verhouding met de door de burgemeester genoemde doelen en de belangen van de eigenares in dit geval zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij verdere sluiting van de woning. De burgemeester wordt veroordeeld in de proceskosten en moet ook de verletkosten van de eigenares betalen.
Deze uitspraak is een mooi voorbeeld van hoe de Afdeling toets aan de nieuwe evenredigheidstoets met in dit geval ook een eigenares die niet onvoorbereid is gaan verhuren, van niets wist en, toen ze wel op de hoogte was, adequaat heeft gehandeld.