Het komt in de praktijk regelmatig voor, een bank zegt de zakelijke bancaire relatie met een klant op. Meestal wordt de opzegging voorafgegaan door een brief van de bank aan de klant met allerlei vragen over, onder andere, geldstromen, contante stortingen en de bedrijfsactiviteiten. Indien die vragen niet naar tevredenheid van de bank worden beantwoord, dan beëindigt de bank de bancaire relatie. Mag dat zomaar? En wat valt hiertegen te ondernemen? Ik bespreek het aan de hand van een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
De bank bedingt doorgaans in haar voorwaarden dat zij de bankrelatie mag opzeggen (artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden). Iedereen, dus ook een bank, heeft het recht om niet te worden verplicht een contractuele relatie aan te gaan of aan te houden met een ander. Dit wordt contractsvrijheid genoemd. Dit recht is fundamenteel en zwaarwegend maar is niet onbegrensd. Dat heeft te maken met de maatschappelijke functie van banken en een daarmee gepaard gaande zorgplicht.
Ondernemingen hebben een zwaarwegend belang om te kunnen beschikken over een betaalrekening, omdat het bijna onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer zonder betaalrekening. Daarom kan een bank onder omstandigheden worden verplicht om een contractuele relatie aan te gaan of te behouden. Een bank kan echter niet snel tot een dergelijke contractuele relatie worden verplicht. Bij de beoordeling of de bank kan worden verplicht om een contractuele relatie te behouden, speelt een rol in hoeverre de klant nog toegang heeft tot het betalingsverkeer via bijvoorbeeld een andere bank.
In de zaak die leidde tot het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2023 speelde het volgende. Een onderneming ging in 2017 een rekeningovereenkomst aan met Knab. Daarbij gaf de onderneming aan welke bedrijfsactiviteiten werden verricht. De onderneming verkocht modeartikelen, e-sigaretten en “truffels”. Bij het aangaan van de rekeningovereenkomst verklaarde de onderneming bekend te zijn met de acceptatievoorwaarden van Knab en aan die voorwaarden te voldoen.
In de in 2019 gewijzigde acceptatievoorwaarden gaf Knab te kennen dat zij klanten weigert die smart- en coffeeshops uitbaten. Daarnaast gaf Knab in die voorwaarden aan dat zij klanten weigert die diensten en producten inzake elektronische sigaretten en overige tabak-gerelateerde producten aanboden.
Knab vroeg na de wijziging van de voorwaarden bij haar rekeninghouder op in welke handel en/of industrie de rekeninghouder actief was. De rekeninghouder gaf onder andere aan dat zij actief was op het gebied van “smartshop of coffeeshop” en “tabakswaren”. Knab zegde vervolgende de bankrelatie op. In de opzeggingsbrief stelde Knab dat de rekeninghouder niet (meer) binnen de acceptatievoorwaarden paste. Knab stelde verder dat zij verplicht was om klanten te screenen op risico’s en dat zij daarom bepaalde sectoren (waaronder de sectoren van tabakswaren en smartshopproducten) uitsloot.
De rekeninghouder maakte bezwaar tegen de opzegging door Knab. Knab lichtte in de opzegging nader toe dat zij bepaalde bedrijfsactiviteiten vanwege de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering niet kon accepteren omdat die activiteiten een verhoogd risico vormen. Volgens Knab voert de rekeninghouder activiteiten uit die Knab vanwege het verhoogde risico uitsluit en niet meer wenst te accepteren.
In de procedure bij de rechtbank was de inzet van de rekeninghouder behoud van rekening.
De rechtbank oordeelde dat de rekeninghouder in dit geval de bankrelatie met de rekeninghouder moest voortzetten. De rechtbank meende dat Knab geen individuele belangenafweging had gemaakt:
“Knab heeft in algemene bewoordingen betoogd dat die klantgroepen voor haar een verhoogde last vormen om aan haar verplichtingen op grond van de Wwft te kunnen voldoen. Zij heeft in nog algemenere bewoordingen gesteld dat smartshops deel uitmaken van een branche waarin witwassen veel voorkomt en een link met de criminele wereld bestaat. Knab heeft echter niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat zich verhoogde risico’s voordoen bij [eiseres]. Evenmin heeft zij gekwantificeerd in hoeverre sprake is van een verhoogde controlelast. Knab heeft daarmee haar opzegging gebaseerd op niets anders dan (categoriale) bezwaren over tabakszaken en smartshops.”
De door Knab aangevoerde belangen staan niet in verhouding tot het belang van de rekeninghouder bij het aanhouden van haar bankrekeningen en de voortzetting van haar onderneming, aldus de rechtbank.
Indien u een brief ontvangt van de bank waarin vragen worden gesteld over het gebruik van uw rekening en/of uw bedrijfsactiviteiten, zorg er dan voor dat die vragen zo volledig mogelijk (en onderbouwd door middel van bewijsstukken) worden beantwoord. Mocht de bank alsnog overgaan tot opzegging van bankrekening, dan kan daartegen bezwaar bij de bank worden gemaakt. Een procedure bij de rechtbank kan desnoods uitkomst bieden. De rechtbank beoordeelt in elk individueel geval of de bank de relatie mocht opzeggen.
Heeft u vragen of wilt u weten wat uw rechten en plichten zijn? Neem dan contact op met één van onze ondernemingsrechtspecialisten.