Een onderhoudsmedewerker is sinds 1995 in dienst bij een vastgoedbedrijf. Al vanaf 2005 heeft de werknemer de beschikking over een bedrijfswagen (“auto van de zaak”) waar hij ook privé gebruik van maakt. In zo’n geval vindt er een fiscale bijtelling plaats op het salaris van de werknemer (die momenteel 22% van de cataloguswaarde van de auto bedraagt). Dit tenzij de werknemer minder dan 500 km per jaar privé rijdt, waarvoor hij dan een kilometerregistratie moet bijhouden.
De werkgever is inhoudingsplichtig en behoort de fiscale bijtelling in te houden op het loon. Dit heeft de werkgever bij deze werknemer echter nooit gedaan.
In 2022 vindt er een boekencontrole door de Belastingdienst plaats, die constateert dat de werkgever heeft nagelaten de bijtelling toe te passen. Dit betekent dat de werknemer te veel netto loon heeft ontvangen en de werkgever te weinig loonbelasting heeft afgedragen. De werkgever ontvangt naheffingsaanslagen loonheffing over de jaren 2016, 2017 en 2018 voor een bedrag van € 9.408,18.
Bij brief van 10 november 2022 deelt de werkgever aan de werknemer mede dat hij dit bedrag op de werknemer zal verhalen. Met ingang van november 2022 houdt de werkgever daadwerkelijk maandelijks een nettobedrag op het salaris van de werknemer in.
De werknemer accepteert dit niet en start een procedure bij de Rechtbank. De werknemer vordert, kort gezegd, dat de werkgever wordt veroordeeld om het achterstallig salaris alsnog te betalen en het toekomstige salaris volledig, zonder enige inhouding, te voldoen.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de werkgever gerechtigd is om de aan hem opgelegde naheffing loonbelasting door te berekenen aan de werknemer.
De Rechtbank oordeelt als volgt.
De werkgever voert verweer en brengt de naheffingsaanslagen en de daarbij behorende correspondentie van de Belastingdienst in het geding. Daaruit kan de rechter evenwel niet opmaken dat de naheffing loonbelasting te herleiden is naar het privégebruik van de bedrijfswagen door de werknemer. Het lijkt er op dat de werkgever zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd.
De rechter vindt het niet nodig om de werkgever de kans te geven dit alsnog toe te lichten en te bewijzen en voert het volgende aan. Het staat vast dat de werknemer al jarenlang privé gebruik maakte van de bedrijfswagen. Desondanks heeft de werkgever de werknemer daar nimmer op aangesproken, nimmer een kilometerregistratie ter verantwoording gevraagd en geen bijtelling toegepast. Dit terwijl de werkgever als inhoudingsplichtige verantwoordelijk is voor de juiste inhoudingen.
Vervolgens oordeelt de rechter het volgende (en dit is de kernoverweging in deze zaak):
“In beginsel wordt, wanneer naheffing plaatsvindt na gebleken onjuistheden in de inhouding, aan de inhoudingsplichtige (dus de werkgever, EV) een naheffingsaanslag bij wijze van eindheffing opgelegd. De loonheffing wordt dan berekend naar het gebruteerde tabeltarief, dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de inhoudingsplichtige de loonheffing over de betrokken loonbestanddelen voor zijn rekening neemt. Indien de inhoudingsplichtige dit laatste niet wenst, kan hij, indien verhaal van de te weinig geheven loonbelasting op de werknemer juridisch en feitelijk mogelijk zou zijn, er voor kiezen te vragen om oplegging van een ‘gewone’ naheffingsaanslag die op zijn werknemer verhaalbaar is. In dat geval wordt de naheffingsaanslag berekend naar het enkelvoudige tarief.
Indien de inhoudingsplichtige nalaat te verzoeken de regels voor eindheffing buiten toepassing te laten, komt de na te heffen loonbelasting voor rekening van de inhoudingsplichtige. Hoewel ter zake van verhaal van die belasting op de werknemer als te veel betaald loon geen formeel wettelijk verbod bestaat, is dan verhaal van de als eindheffing van de belastingplichtige opgelegde en voor hem een eigen schuld opleverende naheffingsaanslag op de werknemer niet meer mogelijk (vgl. HR 24 september 2004, BNB 2004, 414 m.nt. J.W. Zwemmer”.
De Belastingdienst had de naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd bij wijze van eindheffing. Waar is het misgegaan voor de werkgever? Hij had moeten vragen om de oplegging van een ‘gewone’ naheffingsaanslag loonbelasting. Een eindheffing levert een eigen schuld op voor de werkgever die niet verhaald kan worden op de werknemer. Een gewone naheffingsaanslag mag de werkgever, in beginsel, wel verhalen op de werknemer.
Ik zeg “in beginsel” want de werkgever moet dan wel voldoen aan zijn stelplicht en bewijslast en aantonen dat de opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting inderdaad te herleiden is tot het privégebruik van de bedrijfswagen door de werknemer. Ook mogen er geen juridische bezwaren zijn om de loonheffing te verhalen.
Zo had de werknemer in deze zaak bijvoorbeeld nog het verweer gevoerd dat hij met de werkgever expliciet had afgesproken dat hij geen fiscale bijtelling zou hoeven te betalen omdat het privégebruik van de bedrijfswagen in de plaats van een loonsverhoging zou zijn gekomen. De rechter kon in dit geval niet vaststellen of een dergelijke afspraak was gemaakt, maar een dergelijk verweer zou in het algemeen een werknemer kunnen redden van een terugbetaling aan zijn werkgever.
In dit geval liep het voor de werknemer goed af. Niettemin blijkt uit deze zaak dat het zowel voor de werkgever als voor de werknemer van belang is om afspraken over een auto van de zaak goed vast te leggen en om er ook op toe te zien dat er ofwel een kilometerregistratie wordt bijgehouden ofwel een fiscale bijtelling wordt toegepast.
Indien u hierover vragen heeft kunt u contact opnemen met Team Arbeidsrecht van TRC Advocaten.