In de zaak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 juli 2021 heeft een werkgever van haar werknemer vergoeding van schade gevorderd die volgens de werkgever door de werknemer aan haar was toegebracht. De werknemer kwalificeerde zijn handelen als “domme”, “idiote” of “onhandige” dingen. Het Gerechtshof zag het handelen van de werknemer als “oplichtingspraktijken”. We komen daarmee op het terrein van de aansprakelijkheid van een werknemer voor schade die hij tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden toebrengt aan zijn werkgever (artikel 7:661 BW).
De werknemer was als internationaal sales manager voor zijn werkgever werkzaam. Als zodanig was hij verantwoordelijk voor de sales o.a. in Zuid Afrika. Voor verkoop van producten van werkgever in Zuid-Afrika moest werkgever de beschikking hebben over een vergunning ter plaatse. Geheel buiten zijn werkgever om richtte de werknemer in Zuid-Afrika een nieuwe vennootschap op naar Zuid-Afrikaans recht, waarin de werkgever geen enkele zeggenschap had. De werknemer bewerkstelligde vervolgens dat die vennootschap vergunninghouder werd van tot de werkgever toebehorende rechten, wederom geheel buiten werkgever om. De werknemer heeft die rechten onttrokken aan het vermogen van de werkgever.
De werknemer werd de ultieme eigenaar en enig aandeelhouder van de Zuid-Afrikaanse vennootschap en een “vriendinnetje” van hem vormde het bestuur. Twijfelachtig, maar de werknemer betoogde dat hij dit had gedaan in het belang van de onderneming van zijn werkgever. Die kon volgens hem nu met gebruikmaking van de vergunning handel drijven in Zuid-Afrika. De werknemer had echter geen verklaring waarom hij een en ander niet vooraf met werkgever had gecommuniceerd.
Ook nam de werknemer in een zeer duistere wereld diverse alter ego’s aan. Hij creëerde een schijnwereld, een web van door hem gecreëerde niet-bestaande personen en ondernemingen. Hij maakte zelfs nep websites met daarop de gefingeerde personen en visitekaartjes van die personen. Die gecreëerde niet-bestaande personen gaven leiding aan de gecreëerde niet-bestaande (spook) ondernemingen. De spook ondernemingen werden door de werknemer in de sales meetings van de onderneming van zijn werkgever naar voren gebracht als potentieel interessante leads. Werknemer heeft daarnaast verschillende bezoeken gebracht aan die ondernemingen, geheel op kosten van werkgever. Deze niet-bestaande ondernemingen met niet-bestaande leidinggevenden, zaten all over the world, zoals in New York, Abu Dhabi, Londen enz.
De werkgever kreeg notie van de oplichtingspraktijken van werknemer en liet dat onderzoeken door een recherchebureau. Toen ging de beerput open! Kort en goed, de arbeidsovereenkomst met de werknemer werd met een vaststellingsovereenkomst beëindigd. Geen vergoeding. Met de laatste loonbetaling werd enige schade verrekend met een beroep op aansprakelijkheid van de werknemer voor schade toegebracht aan de werkgever (artikel 7:661 BW).
Werknemer was het hier niet mee eens en vorderde in rechte betaling van het bedrag dat werkgever met zijn laatste loonbetaling verrekend had. Werkgever vorderde in de procedure bij de kantonrechter als tegeneis een hoger bedrag aan schadevergoeding. Dat bedrag was inmiddels komen vast te komen staan op € 180.000,--.
Oordeel van de kantonrechter in eerste aanleg: wat de werknemer deed kon inderdaad niet maar het leidde niet tot aansprakelijkheid van de werknemer jegens de werkgever omdat zijn opzet niet gericht was op benadeling van zijn werkgever. Werknemer moest alleen de kosten van het onderzoek, als zijnde kosten voor vaststelling van de aansprakelijkheid en de omvang van de schade, aan werkgever vergoeden van ongeveer € 30.000,--.
Werknemer kon zich niet met het oordeel van de kantonrechter verenigen en gaat in hoger beroep. Werknemer wil zelfs geld zien!
Het Gerechtshof is duidelijk. De handelingen van de werknemer zijn meer dan “domme”, “idiote” of “onhandige” dingen. Het zijn oplichtingspraktijken, zeker als je alle en vele handelingen in een tijdslijn ziet. Het Gerechtshof komt, anders dan de kantonrechter, tot het oordeel dat bij de werknemer wél sprake is geweest van opzet. Werknemer moet met zijn handelen hebben beoogd zijn werkgever schade toe te brengen of hij moet hebben geweten dat zijn handelen met zekerheid zou leiden tot schade voor de werkgever, dan wel moest werknemer bewust zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn handelen.
Consequentie: geen betaling van werkgever aan werknemer, maar een veroordeling van werknemer tot betaling een veel hogere schadevergoeding, te weten € 180.000,--. Werknemer heeft duidelijk zijn hand overspeeld!
Wilt u meer weten over aansprakelijkheid van een werknemer die schade aan u als werkgever heeft veroorzaakt of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Team Arbeidsrecht van TRC Advocaten.
Ruud van der Linden, Ingrid van den Broek en Bianca van Rijswijk