Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas heeft op 18 december 2019 een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand van Parkhoeve de Middelt in Kessel tot een bed & breakfast en het verplaatsen van een boerengolf. Met de vergunning kan de boerderij worden verbouwd tot een bed & breakfast en de boerengolf naar een ander deel van het perceel worden verplaatst.
Een omwonende kan zich niet vinden in de verleende omgevingsvergunning en gaat in beroep bij de rechtbank Limburg. Die gaf de omwonende gelijk omdat door het college onvoldoende was gemotiveerd dat de boerengolfbaan slechts een aan de boerderij ondergeschikte nevenactiviteit is. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen een nieuw besluit te nemen en daarin te regelen welke bezoekersaantallen en welke openingstijden er gelden en waar op het terrein wel en waar niet mag worden gespeeld.
Parkhoeve de Middelt is het niet eens met deze uitspraak en stelt hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: de Afdeling. In deze procedure wordt opgekomen tegen de motivering betreffende de ondergeschiktheid van de boerengolf en de minimale afstand van 35 m afstand van de holes ten opzichte van het perceel van de omwonende om geluidsoverlast te beperken.
Het hoger beroep van Parkhoeve de Middelt wordt door de Afdeling ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De motivering zal ik hier niet bespreken. Geïnteresseerden verwijs ik naar de rechtsoverwegingen 5 tot en met 6.1 van de uitspraak die terug is te vinden op de site van de Raad van State.
Hangende de procedure bij de Afdeling geeft het college gevolg aan de uitspraak van de rechtbank en neemt op 6 mei 2022 een nieuw besluit. In dat besluit heeft het college voorschriften opgenomen, inhoudende dat het maximale aantal spelers van boerengolf is vastgesteld op 100 personen, het spelen van boerengolf alleen mag tussen 9.00 uur en 20.00 uur en er een afrastering moet worden geplaatst waarmee gegarandeerd dient te worden dat de strook tussen de afrastering en de buren niet gebruikt gaat worden als boerengolf.
Tegen dit besluit heeft de omwonende beroep ingesteld. Hij heeft onder andere aangevoerd dat in het voorschrift over de openingstijden het begrip ‘spelen’ niet uitsluit dat groepen zich buiten de voorgeschreven tijden nog op het terrein kunnen bevinden en geluidsoverlast kunnen veroorzaken. Ten aanzien van de afrastering heeft hij zich op het standpunt gesteld dat een draadafrastering de bal niet zal tegenhouden en ook niet spelers die achter de bal aangaan. Bovendien blijkt uit de voorschriften niet dat het verboden is om binnen 35 m afstand van zijn perceel boerengolf te spelen.
Gelet op het bepaald in artikel 6:19 in samenhang met artikel 6:24 Algemene wet bestuursrecht is het hoger beroep mede gericht tegen het besluit van 6 mei 2022. Dat wil dus zeggen dat de Afdeling ook bevoegd is uitspraak te doen over dit besluit.
De Afdeling volgt de omwonende wat betreft het spelen van boerengolf en de afrastering. In het voorschrift ‘Openingstijden’ is volgens de Afdeling onvoldoende duidelijk gemaakt dat het niet de bedoeling is dat groepen spelers zich buiten de openingstijden op het terrein bevinden. En het voorschrift ‘Afrastering’ maakt onvoldoende duidelijk dat het verboden is om binnen een afstand van 35 m van het perceel van de omwonende boerengolf te spelen.
De Afdeling besluit om zelf in de zaak te voorzien en vult de voorschriften aan. Aan het voorschrift ‘Openingstijden’ wordt toegevoegd dat zich buiten de openingstijden geen groepen personen op de boerengolfbaan mogen bevinden. Bij het voorschrift ‘Afrastering’ wordt opgenomen dat het verboden is op de strook tussen de afrastering en de buren boerengolf te spelen.
Terecht kiest de Afdeling hier voor een pragmatische oplossing door zelf de voorschriften aan te vullen. Hiermee wordt voorkomen dat het college dat zelf moet doen in een nieuw besluit, waartegen dan weer rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld en de betrokkenen bovendien langer in onzekerheid verkeren over de uitkomst van de zaak. Deze uitspraak past dus in het streven naar een finale geschillenbeslechting.
In deze uitspraak heeft de Afdeling ook stilgestaan bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In rechtsoverweging 3 wordt overwogen:
"Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoering Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 18 juli 2014. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft."
Ingevolge de Invoeringswet Omgevingswet (artikel 4.3 aanhef en onder a) blijft het ‘oude’ recht, dat wil zeggen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dus van toepassing op aanvragen om een omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
We zullen deze overweging voorlopig nog wel vaker tegenkomen in uitspraken van rechtbanken en de Afdeling.
Heeft u vragen over de Omgevingswet in het bijzonder of over het omgevingsrecht in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met een van onze omgevingsrechtspecialisten.