Uitgelichte zaken

Is kortstondige verhuur via Airbnb toegestaan?

Geschreven door Mark van den Hoff | Oct 9, 2023 10:54:14 AM

Naar aanleiding van verschillende meldingen, klachten en een verzoek om handhaving hebben toezichthouders van de Omgevingsdienst regio Utrecht op vier verschillende momenten in 2019 controles uitgevoerd naar de vermeende verhuur door de eigenaar van een pand in IJsselstein.

 

Last onder dwangsom

Op basis van deze controles is op 27 januari 2020 een last onder dwangsom opgelegd die ertoe strekt dat de eigenaar het strijdig gebruik van het pand moet beëindigen en beëindigd houden onder de oplegging van een dwangsom van € 5.000,- per constatering met een maximum van € 10.000,-. De eigenaar kan deze overtreding beëindigen door de verhuur van delen van zijn pand aan derden te staken en gestaakt te houden.

Bij controles op 21 april 2020 en 16 juni 2020 hebben toezichthouders vastgesteld  dat de eigenaar de last heeft overtreden. Dit was voor het college van burgemeester en wethouders aanleiding over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen, dat wil zeggen het totaalbedrag van € 10.000,-.

 

In bezwaar

De eigenaar stelt zowel bezwaar in tegen de last onder dwangsom als tegen het invorderingsbesluit. Zijn bezwaren worden echter ongegrond verklaard. Ook het door de eigenaar ingestelde beroep bij de rechtbank is niet succesvol. Hij stelt daarom hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

In hoger beroep

In hoger beroep stelt de eigenaar dat de rechtbank zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het college ervan uit mocht gaan dat de verhuur van het pand in strijd is met het bestemmingsplan “Zenderpark”. In dit bestemmingsplan is volgens de eigenaar geen expliciete verbodsbepaling opgenomen omdat in de begripsbepalingen niet is opgenomen wat onder het begrip “wonen” dient te worden verstaan.

 

Begrip 'Wonen'

Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie is het oordeel van de Afdeling dat bij het ontbreken van een definitie van het begrip “wonen” in het bestemmingsplan aansluiting moet worden gezocht bij wat onder het algemeen spraakgebruik onder wonen wordt verstaan, tenzij in de planregel van het bestemmingsplan een relatie is gelegd met het begrip “woning”.

Dat is hier volgens de Afdeling het geval. In artikel 14.1 onder a van de planregels is geregeld dat de voor “wonen” aangewezen gronden bestemd zijn voor het bestaande aantal woningen. Uit artikel 1 van de planregels blijkt dat onder bestaand gebruik wordt begrepen het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de planregels anders is bepaald.

 

Planregels

In deze zaak staat niet ter discussie dat op dat moment één woning aanwezig was. Op grond van de planregels is het bestaand gebruik dus één woning en is dat gebruik als woning toegestaan.

Het realiseren van meerdere woningen mag daarom echter niet. Evenmin mag het pand  worden gebruikt voor de huisvesting van personen die niet samen een huishouden vormen, dit valt immers niet onder het begrip “woning” en staat artikel 14.1 onder a van  de planregels uitsluitend het bestaande aantal woningen toe, in dit geval dus één woning.

 

Contoles

Vervolgens overweegt de Afdeling dat bij één controle is vastgesteld dat er een Engelstalige man in het pand aanwezig was die mondeling heeft verklaard via Airbnb in het pand te verblijven. Bij een volgende controle werden geen overtredingen geconstateerd. Tijdens een hierop volgende onaangekondigde controle werd geen toegang tot het pand verleend, waardoor er op die datum ook geen overtreding is geconstateerd. Het betreft hier de controles die zijn gedaan voorafgaand aan het opleggen van de last onder dwangsom.

Volgens de Afdeling kan op grond van deze controles niet worden geconcludeerd dat de eigenaar ten tijde van het besluit van 17 januari 2022, waarbij de last onder dwangsom werd opgelegd, in overtreding was. De enkele, al dan niet recreatieve, kortstondige verhuur of het tijdelijk verblijven van familie dan wel kennissen leverde niet één van de hiervoor genoemde situaties op waarbij sprake is van overtreding van artikel 14.1. onder a van de planregels. Er is namelijk niet gebleken van de huisvesting van die personen in het pand. Niet is gebleken dat meerdere complexen van ruimten bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden waren gerealiseerd dan wel dat het pand werd gebruikt voor het huisvesten van personen die niet samen een huishouden vormen.

 

Oordeel van de Raad van State

De Afdeling komt dan ook tot het oordeel dat niet is gebleken van een overtreding waardoor ook de grondslag om tot invordering over te gaan ontbreekt. Het hoger beroep van de eigenaar wordt gegrond verklaard en hij verbeurt geen dwangsommen.