Het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand vordert bij besluit van 16 april 2019 van de voormalige eigenaar van vakantiepark Droomgaard in Kaatsheuvel een bedrag van €178.400,= aan dwangsommen. De voormalige eigenaar is Ooststappen Vakantiepark Droomgaard B.V. Ooststappen is bekend van een BN-er die de kreet 'massa is kassa' gebruikt.
Het vakantiepark bestaat uit een recreatief gedeelte en een gedeelte dat is bestemd voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De last onder dwangsom werd opgelegd omdat op het recreatieve gedeelte arbeidsmigranten waren gehuisvest en op het andere gedeelte (waar dat wel mocht) te veel arbeidsmigranten. In plaats van 200 recreatiewoningen werden bij een controle 221 recreatiewoningen voor arbeidsmigranten aangetroffen. Ook in een voormalige bedrijfswoning woonden arbeidsmigranten. Op grond van de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2011' en 'Herziening Buitengebied 2015' is dit gebruik niet toegestaan.
Het college heeft er voor gekozen twee handhavingsbesluiten te nemen. Het eerste besluit betreft het gebruik van meer dan 200 recreatiewoningen op het gedeelte dat is bestemd voor arbeidsmigranten. De dwangsom die aan de last is verbonden bedraagt €8.400,= per keer met een maximum van één verbeuring per week en een totaal van €42.000,=.
Het tweede besluit ziet op het gebruik van het recreatieve gedeelte en de voormalige bedrijfswoning voor het huisvesten van arbeidsmigranten met een dwangsom van €34.000,= per keer met een maximum van één verbeuring per week en een totaal van €170.000,=.
De begunstigingstermijn in beide besluiten is een week. Dat wil dus zeggen dat de voormalige eigenaar zeven dagen de tijd heeft gekregen om aan de lasten te voldoen door het strijdige gebruik te beëindigen.
Volgens het college is niet aan de lasten voldaan. Dat werd vastgesteld tijdens controles die door de gemeente in samenwerking met de politie werden gedaan na afloop van de begunstigingstermijn. Het college besluit daarom een bedrag van €178.400,= aan verbeurde dwangsommen in te vorderen.
Na een ongegrond bezwaar stelt de voormalige eigenaar beroep in bij de rechtbank. Daar blijft het bedrag grotendeels overeind. Enkel een bedrag van €8.400,= is ten onrechte ingevorderd volgens de rechtbank. De voormalige eigenaar is het hier niet mee eens en stelt hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In hoger beroep worden een aantal gronden aangevoerd waarvan ik er hier twee zal bespreken.
Allereerst de definitie van het begrip ‘arbeidsmigrant’. Volgens de voormalige eigenaar is het college uitgegaan van een onduidelijke definitie waardoor onduidelijk blijft wie als arbeidsmigrant moet worden aangemerkt.
De Afdeling stelt vast dat het begrip arbeidsmigrant niet is gedefinieerd in het bestemmingsplan. Er moet dan aansluiting worden gezocht bij wat daar in het normale spraakgebruik onder wordt verstaan. De rechtbank heeft terecht de definitie ‘een economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland’ gehanteerd. Volgens de Afdeling is deze definitie in overeenstemming met het normale spraakgebruik en voldoende duidelijk om te beoordelen wie een arbeidsmigrant is.
Als tweede de begunstigingstermijn van een week. Die is volgens de voormalige eigenaar te kort en daarom onredelijk. De meeste lopende huurovereenkomsten hadden een looptijd tot het einde van het jaar en is het volgens de voormalige eigenaar onmogelijk om binnen de termijn van een week de bewoners te verwijderen. Deze bewoners kunnen ook nergens naar toe.
Onder verwijzing naar een uitspraak van 16 oktober 2013 overweegt de Afdeling dat bij een begunstigingstermijn als uitgangspunt geldt dat deze niet wezenlijk langer mag zijn dan noodzakelijk is om de overtreding te beëindigen. Het college heeft aan de lasten onder dwangsom een begunstigingstermijn van zeven dagen verbonden. Het is dan aan de voormaling eigenaar om aannemelijk te maken dat deze termijn te kort is en is die hier niet in geslaagd.
De Afdeling verklaart het hoger beroep van de voormalige eigenaar ongegrond.
De voormalige eigenaar wordt hier afgestraft voor het enkel stellen dat het niet mogelijk was om binnen een week de bewoners te verwijderen en het nalaten dit standpunt te onderbouwen. Dat had hij bijvoorbeeld kunnen doen door de huurovereenkomsten te laten zien en inzichtelijk te maken wat er is gedaan om de bewoners daadwerkelijk uit de recreatiewoningen te krijgen en dat dat ondanks deze pogingen niet is gelukt.
Zeven dagen is kort en met een goede onderbouwing van zijn stellingen had de Afdeling wellicht anders geoordeeld. Het is echter aan degene die in (hoger) beroep komt om zijn stellingen deugdelijk te onderbouwen want met kale stellingen wordt zo blijkt uit deze zaak niets gedaan.
Gelet op de hoogte van de verbeurde dwangsommen is het in ieder geval voor de gemeente wel kassa.