Uitgelichte zaken

Moet Amsterdamse B&B een boete betalen?

Geschreven door Mark van den Hoff | Jan 22, 2024 2:51:48 PM

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 12 april 2019 aan een huurder van een woning een boete opgelegd van € 20.500,- vanwege overtreding van de Huisvestingswet en een last onder dwangsom van € 50.000,- ineens als de overtreding niet binnen een week wordt beëindigd.

 

Exploiteren B&B

 

De huurder is met de eigenaar van de woning overeengekomen dat hij daar een B&B mag exploiteren. Op de eerste etage van de woning bevinden zich de keuken, de woonkamer en de wc. Op de tweede etage bevinden zich twee slaapkamers en een badkamer. Op de derde etage bevindt zich een slaapkamer, een badkamer en een washok.

 

Controle

 

Tijdens een controle op 7 december 2018 hebben toezichthouders geconstateerd dat in de woning vier toeristen aanwezig waren. Aan één van de toeristen zijn vragen gesteld. Deze toerist heeft verklaard dat zij daar drie nachten verbleef en dat ze de hele woning, behalve de slaapkamer op de derde verdieping, tot hun beschikking hadden. De huurder was tijdens het verblijf van de toeristen niet in de woning, maar was wel aanwezig toen de sleutels werden overhandigd en is daarna vertrokken.

Uit onderzoek op internet bleek volgens het college dat de gehele woning met zes slaapkamers ter beschikking wordt gesteld als B&B.

 

Gemeentelijk beleid

 

Volgens het college is er sprake van niet legale hotelmatige exploitatie van de woning omdat niet wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid dat de hoofdbewoner in de woning aanwezig moet zijn tijdens de verhuur aan gasten en dat de bestemming tot woning blijft overheersen.

 

Hierbij wordt uitgegaan van de zogenaamde 40/60% verhouding, dat wil zeggen maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte is bestemd voor B&B. Dat was hier volgens het college niet het geval omdat de gehele woning ter beschikking wordt gesteld en legt zij een boete en een last onder dwangsom op.

 

Bezwaar

 

De huurder is het hier niet mee eens en stelt bezwaar in. Dat wordt echter door het college bij besluiten van 8 november 2019 ongegrond verklaard.

 

Beroep

 

In het door de huurder ingestelde beroep oordeelt de rechtbank Amsterdam dat niet in geschil is dat de huurder hoofdverblijf heeft in de woning en dat het geschil zich toespitst op de vraag of de bestemming tot de woning overheersend was. Deze vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord en wordt geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een overtreding.

 

Hoger beroep

 

De huurder laat het hier niet bij zitten en gaat in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: de Afdeling.  Volgens de huurder is er geen sprake van een overtreding en verwijst naar een uitspraak van de Afdeling van 2 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3300).

 

Uit deze uitspraak volgt dat niet relevant is wat staat vermeld op internet, maar wat daadwerkelijk is geconstateerd. De huurder voert verder aan dat de toeristen geen toestemming hadden om de eerste etage te gebruiken en door de toezichthouders ook niet is geconstateerd dat van deze etage gebruik werd gemaakt. Er zijn op deze eerste etage ook geen persoonlijke spullen van de toeristen aangetroffen. De huurder voert ook nog aan dat de bedden op de derde etage niet waren beslapen door de toeristen.

 

Conclusie

 

De Afdeling overweegt dat partijen het erover eens zijn dat de tweede etage in het geheel ter beschikking stond van de toeristen. De tweede etage beslaat ruim 31,81% van de gebruiksoppervlakte van de woning en is dat niet meer dan 40%. Dit betekent volgens de Afdeling dat het college niet heeft aangetoond dat de woning voor meer dan 40% van de gebruiksoppervlakte wordt verhuurd aan de toeristen.

De huurder krijgt dus gelijk van de Afdeling en komen de boete en de last onder dwangsom te vervallen.