Uitgelichte zaken

Schapenhouders vrezen wolvenschade

Geschreven door Mark van den Hoff | Oct 27, 2022 10:23:00 AM

Een schapenhouderij met ongeveer 2.500 schapen uit Tiendeveen in Drenthe lijdt schade door een aanval van een wolf. Vier ooien worden door de wolf gedood en bij vijf andere ooien heeft de aanval tot stress en abortus geleid.

 

Wet natuurbescherming

In de Wet natuurbescherming is geregeld dat het college van gedeputeerde staten een tegemoetkoming in de schade die wordt veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende dieren, waaronder de wolf, verleent. In de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe is het toepasselijk beleid neergelegd. Voor schade door wolven geldt bovendien de Richtlijn taxatie en prijzen van wolvenschade in de schapenhouderij. In deze richtlijn is bepaald dat alleen directe schade in aanmerking komt voor een tegemoetkoming en dat voor vervolgschade of bijkomende schade, behoudens de in de richtlijn vermelde uitzonderingen, geen tegemoetkoming wordt verleend. Verder is een aantal vormen van schade, zoals de tijd die de betrokken veehouder kwijt is om de wolvenschade af te handelen, uitgesloten.

 

Tegemoetkoming schade

De schapenhouderij verzoekt het college van gedeputeerde staten om een tegemoetkoming voor niet alleen de directe schade (de dode ooien) maar ook de schade als gevolg van abortus bij vijf andere ooien en de tijd die is besteed aan het afhandelen van de wolvenschade.

Wat de directe schade betreft wordt door het college van gedeputeerde staten een bedrag van € 930,= toegekend voor de vier dode ooien, inclusief een toeslag in verband met drachtigheid van deze ooien. Geweigerd wordt echter een tegemoetkoming voor de overige schade toe te kennen omdat dat niet hoeft volgens het beleid en de schade door het optreden van abortus niet is aangetoond.

In bezwaar handhaaft het college van gedeputeerde staten haar besluit. De schapenhouderij gaat in beroep bij de rechtbank. Het college van gedeputeerde staten corrigeert het bedrag van de directe schade, dit wordt € 1.090,=. Verder wordt gehandhaafd dat voor de overige schade geen tegemoetkoming hoeft te worden toegekend.

De rechtbank volgt het college van gedeputeerde staten en stelt dat het beleid niet onredelijk is en dat ook geldt voor het beleid met betrekking tot de vaststelling van abortus. En omdat die niet is onderbouwd aan de hand van een deskundigenverklaring wordt het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door de tegemoetkoming vast te stellen op € 1.090,=.

 

Hoger beroep

De schapenhouderij laat het hier niet bij zitten en stelt hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep beperkt zich tot de hoogte van de extra toeslag in verband met de drachtigheid van de vier dode ooien en de weigering om een tegemoetkoming toe te kennen in de schade als gevolg van abortus en de tijd die is besteed aan de afhandeling van de schadeclaim.

Wat betreft de schade als gevolg van abortus bij de vijf andere ooien oordeelt de Afdeling dat de schapenhouderij, die stelt schade te hebben geleden als gevolg van een aanval van een wolf, bij gemotiveerde betwisting daarvan door het college van gedeputeerde staten, de bewijslast heeft voor het oorzakelijk verband tussen die aanval en de gestelde schade. De schapenhouderij heeft in hoger beroep als bewijs een verklaring van een dierenarts ingebracht. De Afdeling is echter van oordeel dat met die verklaring niet aannemelijk is gemaakt dat de vijf ooien ten tijde van de aanval daadwerkelijk drachtig waren en bovendien abortus bij schapen verschillende oorzaken kan hebben.

 

Richtlijn taxatie en prijzen wolvenschade

Omdat in de Richtlijn taxatie en prijzen van wolvenschade in de schapenhouderij een motivering ontbreekt voor de gemaakte keuze om voor een aantal vormen van schade geen schadevergoeding toe te kennen, is de Afdeling van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd dat in dit geval geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een tegemoetkoming voor de tijd die is besteed aan het afhandelen van de schade.

Het hoger beroep wordt daarom gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het college van gedeputeerde staten moet nu een nieuw besluit nemen.

De Afdeling heeft ook geoordeeld dat de schapenhouderij door de beslissing op het hoger beroep in beginsel niet in een slechtere positie mag komen dan waarin zij zou hebben verkeerd als zij geen hoger beroep had ingesteld (het zogenaamde verbod op reformatio in peius). Het college van gedeputeerde staten moet dus een tegemoetkoming toekennen en mag die in ieder geval niet lager zijn dan het bedrag van € 1.090,=. Ten slotte heeft de Afdeling met het oog op een efficiënte afdoening bepaald dat tegen het nieuwe besluit van het college van gedeputeerde staten alleen beroep bij de Afdeling openstaat.

 

Wordt vervolgd 

Deze zaak krijgt dus nog een vervolg. Als het college van gedeputeerde staten erin slaagt deugdelijk te motiveren waarom de tijd die is besteed aan het afhandelen van de schade niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt, staat de schapenhouderij alsnog met lege handen.

Verder is het interessant om te zien dat de Afdeling hier expliciet toepassing geeft aan het verbod op reformatio in peius. Het bedrag van € 1.090,= blijft dus overeind, ongeacht de uitkomst van de procedure.