De rekening-courantschuld aan een B.V. bij een echtscheiding
Het komt veel voor dat ondernemers een rekening-courantschuld aangaan bij hun B.V. Bij een echtscheiding levert dat geregeld de vraag op hoe hiermee moet worden omgegaan. Dat is ten eerste afhankelijk van de vraag of de echtgenoten getrouwd zijn onder huwelijkse voorwaarden of in algehele gemeenschap van goederen. Indien de echtgenoten getrouwd zijn in gemeenschap van goederen, valt de rekening-courantschuld in principe ook in deze gemeenschap. Beide echtgenoten zijn dan gehouden om de helft van deze schuld aan de B.V. te voldoen. Daar staat dan wel tegenover dat de waarde van de aandelen in de B.V. ook in de gemeenschap van goederen vallen. De rekening-courantschuld is een waardevermeerderende factor, omdat dit een bezit, althans een vorderingsrecht van de B.V. op de directeur-grootaandeelhouder betreft.
Als de echtgenoten getrouwd zijn na het maken van huwelijkse voorwaarden, is het nog de vraag of partijen iedere gemeenschap hebben uitgesloten of een periodiek of finaal verrekenbeding hebben opgenomen. Als partijen iedere gemeenschap hebben uitgesloten (“koude uitsluiting”), dan is de schuld in principe alleen aangegaan door de ondernemer zelf en dient hij deze te dragen. Dat kan anders zijn als de interne verhouding anders bepaalt. Als voorbeeld kan worden gegeven dat wanneer met de rekening-courantschuld de kosten van de huishouding zijn voldaan en de huwelijkse voorwaarden bepalen dat iedere echtgenoot deze in een bepaalde mate dient te dragen, dan kan het nog redelijk zijn dat ieder van de echtgenoten bij een scheiding een bepaald deel van de schuld draagt.
Bij een periodiek verrekenbeding – waarbij partijen dus aan het einde van ieder jaar de overgespaarde inkomsten met elkaar dienen te verrekenen – is dat niet anders. Ook het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 5 augustus 2014 (klik hier) bepaald dat een rekening-courantschuld in principe een schuld van de ondernemer zelf aan de B.V. is. Schulden hoeven in het kader van een verrekenbeding in beginsel niet te worden verrekend. In de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch had de man gesteld dat de rekening-courantschuld was ontstaan als gevolg van huishoudelijke uitgaven en dat de vrouw daarom daarin mee moest dragen. Omdat de vrouw dit betwistte, bepaalde het hof dat de man dit aan moet tonen.
Bij een finaal verrekenbeding – waarbij dus is bepaald dat partijen bij een scheiding afrekenen alsof zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd -ligt het aan de precieze verwoording van het beding. Als het een ruim geformuleerd finaal verrekenbeding is, wordt de rekening-courant schuld wel meegenomen bij de vermogensafwikkeling en dient de echtgenoot van de ondernemer in de onderlinge verhouding de helft te dragen.
Uit de voornoemde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt het belang van een goede administratie des te meer, met name wanneer er sprake is van een koude uitsluiting of een periodiek verrekenbeding. Het is dus van groot belang om goed te administreren waardoor de rekening-courant schuld is ontstaan en zo mogelijk al tijdens het huwelijk afspraken te maken hoe deze schuld zal worden terugbetaald.