In diverse blogs informeren wij u over een aantal aspecten van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (de WHOA). Met de komst van de WHOA wordt een nieuwe regeling in de Faillissementswet opgenomen. Deze nieuwe regeling maakt het voor schuldenaren mogelijk schulden te saneren door middel van het aanbieden van een onderhands akkoord aan hun schuldeisers. Zodra de rechtbank het akkoord goedkeurt, dit wordt ook wel ‘homologatie’ genoemd, wordt het akkoord verbindend voor alle schuldeisers. Het bijzondere aan de WHOA is dat deze regeling het mogelijk maakt om schuldeisers die tegen het akkoord hebben gestemd, toch aan het akkoord te binden. Voor een goed overzicht van de inhoud van de WHOA, verwijs ik naar de artikelen van mij collega’s.
Het is inmiddels bijna twee maanden na datum van de inwerkingtreding van de WHOA. De vraag rijst: wordt er in de praktijk daadwerkelijk gebruik gemaakt van de WHOA? In deze blog sta ik stil bij vijf recente uitspraken van diverse rechtbanken die tot nu toe zijn gewezen in het kader van de WHOA. In twee zaken werd een herstructureringsdeskundige benoemd. In de overige drie zaken werd een afkoelingsperiode gelast.
In deze uitspraak stond een eenmanszaak uit Den Haag centraal die een afkoelingsperiode van twee maanden aan de rechtbank verzocht om zo tijd te ‘winnen’ om een WHOA-akkoord tot stand te brengen. Op de voorraad en inventaris van de ondernemer was door twee beslagleggers reeds beslag gelegd.
Een afkoelingsperiode is een periode waarin de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers van de eenmanszaak worden opgeschort. Zo kunnen zij bijvoorbeeld geen beslag leggen op goederen van de eenmanszaak. Daarnaast kan de rechter gedurende de afkoelingsperiode reeds gelegde beslagen opheffen. Ten slotte worden in de afkoelingsperiode de behandeling van verzoeken tot faillietverklaring geschorst. Een ondernemer heeft vaak belang bij een afkoelingsperiode zodat hij enige ruimte heeft om een akkoord tot stand te brengen.
De rechtbank oordeelt in deze zaak dat:
Het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode van twee maanden wordt door de rechtbank toegewezen. Voorts heft de rechtbank de twee gelegde beslagen op.
Ook in deze zaak verzocht een ondernemer (een besloten vennootschap) aan de rechtbank om een afkoelingsperiode van vier maanden. Het doel van de afkoelingsperiode was om tot een gecontroleerde afwikkeling van haar onderneming te komen nu de activiteiten van de onderneming waren beëindigd. De ondernemer had een “adempauze” nodig om het akkoord voor te bereiden, aan te bieden en uit te voeren.
Een aantal schuldeisers, zijnde oud werknemers van de ondernemer, was van mening dat de afkoelingsperiode niet moest worden toegewezen nu in de wet is bepaald dat een afkoelingsperiode slechts kan worden toegewezen indien deze noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming voort te zetten. Daarvan was hier geen sprake, aldus de schuldeisers.
De rechtbank wijst het verzoek van de ondernemer toch toe en overweegt op basis van de wetgeschiedenis dat de WHOA ook open staat voor een akkoord waarbij een onderneming die geen overlevingskansen meer heeft wordt afgewikkeld. Ook bij een dergelijk akkoord kan het noodzakelijk zijn dat een afkoelingsperiode wordt gelast, aldus de rechtbank.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij een afkoelingsperiode en de oud werknemers van de ondernemer niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Kortom: het verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode wordt toegewezen. De rechtbank acht een afkoelingsperiode van twee maanden voldoende. De rechtbank benoemt daarnaast een zogenoemde ‘observator’ om toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord.
Twee besloten vennootschappen dienen in deze zaak zelf een verzoek in bij de rechtbank tot het benoemen van een herstructureringsdeskundige.
Indien door de schuldenaar zelf een verzoek om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen wordt ingediend, bepaalt dat wet dat dit verzoek wordt toegewezen mits de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan.
De vennootschappen hebben zoals voorgeschreven door het procesreglement offertes overgelegd van twee herstructureringsdeskundigen. De rechtbank is van oordeel dat uit de door de vennootschappen geschetste situatie (die in de uitspraak niet is weergegeven in verband met de bedrijfsgevoeligheid van de informatie), blijkt dat sprake is van een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat de vennootschappen met het betalen van hun schulden niet zullen kunnen voortgaan. De rechtbank benoemt een van de twee herstructureringsdeskundigen:
“Uit de offerte van [Y] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij over de competenties beschikt die voor deze specifieke casus van belang lijken. De offerte bevat verder een plan van aanpak op hoofdlijnen. Tevens verklaart [Y] dat hij volledig vrij staat ten opzichte van [A], [B] en de gehele groep waartoe deze vennootschappen behoren alsmede tegenover de overige betrokkenen zoals bestuurder, aandeelhouders, opdrachtgever en leveranciers.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [Y] aanwijzen tot herstructureringsdeskundige.”
De onpartijdigheid en onafhankelijk van herstructureringsdeskundige “Y” lijkt de doorslag te geven.
Een besloten vennootschap verzoekt de rechtbank in deze zaak om een afkoelingsperiode van twee maanden te gelasten. De besloten vennootschap houdt zich bezig met algemene burgerlijke en utiliteitsbouw.
Er is sprake van een schuldeiser met een vordering ter hoogte van ongeveer € 20.000,00 op de besloten vennootschap. Deze schuldeiser dreigt het faillissement van de besloten vennootschap aan te vragen. Verder is sprake van een juridisch geschil met een andere schuldeiser. Deze schuldeiser heeft beslag gelegd op roerende zaken (inventaris en bedrijfsmiddelen) en een pandrecht op vorderingen van de besloten vennootschap op één van haar opdrachtgevers bedongen.
Tussen de besloten vennootschap en laatstgenoemde schuldeiser is begin 2020 een geschil ontstaan waardoor de bouwactiviteiten van de besloten vennootschap zijn gestagneerd en er in 2020 een fors verlies is geleden. De besloten vennootschap vreest dat indien deze schuldeiser op de hoogte raakt van het voornemen tot het aanbieden van een akkoord, deze schuldeiser over zal gaan tot inning van de verpande vorderingen en verkoop van de beslagen zaken, waardoor het akkoord geen doorgang kan vinden.
De rechtbank wijst de afkoelingsperiode toe met de kanttekening dat de schuldeiser met het pandrecht op vorderingen de verpande vorderingen wél mag blijven innen en zich mag voldoen uit het geinde. Dat is dus een uitzondering op het algemene uitgangspunt dat een afkoelingsperiode ervoor zorgt dat verhaal op het vermogen van de besloten vennootschap niet kan worden uitgeoefend.
De rechtbank bepaalt voorts dat de besloten vennootschap de rechtbank na een maand moet informeren over de voortgang van de akkoordprocedure nu de besloten vennootschap ‘nog weinig concreet is’ in haar plannen voor reorganisatie.
In deze uitspraak verzoekt een eenmanszaak om benoeming van “X” tot herstructureringsdeskundige. De eenmanszaak heeft twee hoofdactiviteiten waarvan de tweede activiteit sterk verlieslatend is geweest. De onderneming kan volgens de eenmanszaak rendabel worden gemaakt door middel van een herstructurering waarbij de niet rendabele activiteiten worden afgestoten en met de opbrengsten daarvan, aangevuld met financiering door een derde, een akkoord wordt aangeboden aan de schuldeisers.
De rechtbank oordeelt allereerst dat voldoende blijkt dat sprake is van een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat de eenmanszaak met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan. De rechtbank gaat over tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige.
De eenmanszaak heeft één herstructureringsdeskundige, persoon “X”, voorgedragen. De rechtbank benadrukt dat groot belang moet worden gehecht aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de herstructureringsdeskundige die oog heeft voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. De rechtbank twijfelt over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van persoon “X” omdat hij, onder andere, diverse stukken namens de eenmanszaak heeft ingediend en al contact heeft gehad met de eenmanszaak. De rechtbank oordeelt, na toelichting door de eenmanszaak, dat de voorgedragen herstructureringsdeskundige toch voldoende onafhankelijk en onpartijdig is en benoemt hem tot herstructureringsdeskundige.
Uit de hiervoor besproken uitspraken blijkt dat de praktijk (dankbaar) gebruik maakt van de mogelijkheden die de WHOA biedt. Heeft u vragen over de WHOA? Schroom dat niet om vrijblijvend contact met mij of een van mijn collega’s op te nemen.
Wilt u meer weten over de WHOA? Bekijk hier onze WHOA informatiepagina.