Hoger beroep handhaving gegrond verklaard in zeer uitzonderlijk geval
Op 2 december jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep in een handhavingsprocedure gegrond verklaard (ECLI:NL:RVS:2020:2868). Zowel de gemeente als de rechtbank waren van mening dat er geen sprake was van een zeer uitzonderlijk geval, volgens de Afdeling was dat wel het geval.
Het handhavingsverzoek werd ingediend door de buren en was gericht tegen onder andere een verhard pad in de tuin achter de woning van cliënten. Het perceel waarop de tuin is gesitueerd heeft een agrarische bestemming en is het daarom niet toegestaan daar een verhard pad aan te leggen.
Het verweer tegen het handhavingsverzoek
Cliënten zijn in 2013 vanwege hun dochter, die als gevolg van een ongeval ernstig hersenletsel en psychische klachten heeft opgelopen, naar het buitengebied van de gemeente Eersel verhuisd. Bij hun toenmalige woning was er geen mogelijkheid om een omgeving te creëren waarin hun dochter kon revalideren. In de tuin van de nieuwe woning werd een verhard pad aangelegd waarop hun dochter veilig en ongestoord kon wandelen en oefenen met haar driewielfiets. Dit was volgens haar medische behandelaars noodzakelijk omdat de therapie die zij nodig heeft alleen uitgevoerd kan worden in een daartoe geschikte omgeving, waarbij zij gebruik kan maken van een voldoende breed en lang en verhard pad met antislip ondergrond en moet dit pad zijn gelegen in een rustige en veilige omgeving. Dat wil zeggen zonder verkeer, met weinig afleiding en in de nabijheid van familie. Hun dochter maakte dagelijks meerdere keren samen met haar hondje gebruik van het pad totdat het handhavingsverzoek werd ingediend en cliënten onder druk van een te verbeuren dwangsom van € 2.500,= per week met een maximum van € 10.000,= geen andere keuze hadden dan het pad te verwijderen.
Wel of geen bijzondere omstandigheden?
Indien een handhavingsverzoek wordt ingediend heeft de gemeente gelet op het algemeen belang dat is ingediend met handhaving in beginsel de verplichting om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een bestuursorgaan hiervan afzien. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat, bijvoorbeeld als er alsnog een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik kan worden verleend, of indien handhavend optreden in een concrete situatie zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee dienen belangen, dat van optreden behoort te worden afgezien.
Uitspraak Raad van State
In hoger beroep spitste de discussie zich toe op deze laatste situatie en waren er aanvullende medische stukken in het geding gebracht. De Afdeling heeft overwogen dat er sprake is van een medische noodzaak bij behoud van het pad. Er werd geoordeeld dat de gemeente onder deze omstandigheden zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van handhavend optreden kan worden afgezien.
Er zijn niet veel uitspraken te vinden waarin op grond van bijzondere omstandigheden die leiden tot onevenredigheid in verhouding tot de daarmee te dienen belangen moet worden afgezien van handhaving en is deze jurisprudentie zeer casuïstisch.
Eind goed, al goed!
Opmerkelijk is ook dat de Afdeling zelf in de zaak heeft voorzien, dat wil zeggen dat de zaak niet terug hoeft naar de gemeente voor een nieuw besluit, maar de uitspraak daarvoor in de plaats komt. Een pragmatische oplossing die recht doet aan de situatie, waardoor het pad is teruggelegd en de dochter samen met haar hondje weer veilig kan wandelen in haar eigen vertrouwde tuin. Eind goed, al goed!