Schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn artikel 6 EVRM, hoe zit het ook alweer?
Op 29 augustus 2018 maakt een inwoner van Almelo (hierna 'inwoner 1') bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouder van Almelo. Er wordt geprocedeerd tot en met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna 'de Afdeling') die op 13 september 2023 uitspraak heeft gedaan. Een andere inwoner van Almelo (hierna 'inwoner 2') is in beroep mee gaan doen.
Schadevergoeding
De inwoners hebben de Afdeling om vergoeding van schade gevraagd omdat de totale procedure te lang heeft geduurd en daardoor de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden.
In dit artikel is het recht op een eerlijk proces geborgd en is bepaald dat eenieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is geregeld.
Lengte van de procedure
De Afdeling overweegt onder verwijzing naar een uitspraak van 29 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:188) dat voor zaken die uit een bezwaarschriftprocedure en twee rechterlijke instanties bestaan in beginsel een totale lengte van de procedure van ten hoogste vier jaar redelijk is. De termijn vangt aan op het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan. Hierbij mag de behandeling van het bezwaar hoogstens een half jaar duren, de behandeling van het beroep hoogstens anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep hoogstens twee jaar. In totaal dus vier jaar.
De gehele procedure heeft in deze zaak meer dan vijf jaar geduurd, waarvan ruim zeven maanden voor het bezwaar en ruim 23 maanden voor het beroep. Dat levert voor het bezwaar afgerond een overschrijding van de redelijke termijn van twee maanden op en voor het beroep afgerond zes maanden. De redelijke termijn bij de Afdeling bedraagt twee jaar en deze termijn is met ruim drie maanden overschreden, afgerond wordt dat vier maanden.
Forfaitair bedrag
De Afdeling hanteert bij de vaststelling van de schadevergoeding een forfaitair bedrag van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden en bepaalt het aan de inwoner 1 en inwoner 2 toe te kennen bedrag op € 1.500,- respectievelijk € 1.000,- .
Matigen
Omdat de beide inwoners gezamenlijk beroep en hoger beroep hebben ingesteld, ziet de Afdeling echter aanleiding om deze bedragen te matigen tot € 1.000,-respectievelijk € 500,-.
Deze matiging wordt door de Afdeling redelijk geacht vanwege de matigende invloed die het instellen van het gezamenlijk beroep en hoger beroep heeft gehad op de mate van stress, ongemak en onzekerheid, die de inwoners hebben ondervonden vanwege het te lang duren van de procedure. Door gezamenlijk beroep en hoger beroep in te stellen hebben zij de voor-en nadelen van het voeren van deze procedure kunnen delen.
Verdeelsleutel
De Afdeling heeft voor dit geval ook een verdeelsleutel voor het toerekenen van de overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld. Dit is van belang om te bepalen wie wat moet betalen. De verdeelsleutel is als volgt: 2/12 deel voor het college, 6/12 voor de rechtbank en het resterende 4/12 deel voor de Afdeling. Dat betekent dat het college € 250,- en de Staat der Nederlanden € 750,- voor het beroep en € 500,- voor het hoger beroep aan de inwoners gezamenlijk moet betalen.
Conclusie
Het komt in de praktijk helaas regelmatig voor dat de redelijke termijn wordt overschreden. Dat is natuurlijk vervelend voor degene die dit betreft, maar als doekje voor het bloeden kan dus een schadevergoeding worden verkregen. Hier moet echter wel om worden gevraagd want de schadevergoeding wordt niet automatisch toegekend.
Bij de reden voor het matigen van de schadevergoeding kan een vraagteken worden gezet omdat het maar zeer de vraag is of het samen kunnen delen van de voor- en nadelen een positief effect heeft gehad op de mate van stress, ongemak en onzekerheid.
Vragen?
Heeft u hierover vragen of bent u zelf betrokken bij een procedure, dan kunt u contact opnemen met Mark van den Hoff