Weigering om plan voor autowerkplaats vast te stellen in de herkansing
De eigenaar van een perceel met de bestemming “Maatschappelijk”, waarop voorheen een school stond, wil op dit perceel een werkplaats om auto-onderdelen en auto-elektronica te repareren, een bedrijvigheid die onder milieucategorie 2 valt, en een bedrijfswoning bouwen. Hij vraagt de gemeente Steenwijkerland om de bestemming van het perceel te wijzigen.
Gevreesd voor overlast
De gemeente heeft een hiertoe strekkend ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, maar de gemeenteraad heeft bij nader inzien besloten om het plan niet vast te stellen. Er waren zorgen over de mate van burgerparticipatie bij de voorbereiding van het plan en wordt daarnaast gevreesd dat de werkplaats mogelijk voor overlast bij de omliggende woningen zal zorgen.
De eigenaar is het hier niet mee eens en gaat in beroep. Bij de Afdeling klaagt hij er allereerst over dat hij niet in gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Deze omissie kan volgens de gemeenteraad worden gepasseerd omdat een inhoudelijke discussie over de ruimtelijke aanvaardbaarheid alsnog in de beroepsprocedure heeft plaatsgevonden. De Afdeling geeft de eigenaar gelijk en stelt dat de woorden ‘zo nodig’ in artikel 3:15 lid 3 Algemene wet bestuursrecht niet betekenen dat een bestuursorgaan vrij is naar believen al of niet toepassing te geven aan deze bepaling. Er is slechts bedoeld aan te geven dat er gevallen zijn waarin het in de gelegenheid stellen een zienswijze in te dienen duidelijk niet nodig is en van een dergelijk geval is hier geen sprake.
deugdelijke ruimtelijke motivering ontbreekt
Wat de burgerparticipatie betreft oordeelt de Afdeling dat het ontbreken van draagvlak een rol mag spelen bij het besluit een bestemmingsplan niet vast te stellen, echter geen dragend argument kan zijn om een plan niet vast te stellen. Een dergelijk besluit dient volgens de Afdeling in de eerste plaats te zijn ingegeven door ruimtelijke motieven die deugdelijk zijn onderbouwd. Nu niet is gebleken waarom de gemeenteraad van oordeel is dat het toestaan van bedrijven die onder milieucategorie 2 vallen, ondanks dat wordt voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure, onwenselijk wordt geacht, ontbreekt een deugdelijke ruimtelijke motivering.
De gemeenteraad heeft nog aangevoerd dat de eigenaar niet heeft onderzocht of de beoogde ontwikkeling onaanvaardbare gevolgen kan hebben voor de verkeerssituatie, echter dit overtuigt de Afdeling niet, te meer omdat dit niet uitdrukkelijk ten grondslag is gelegd aan de weigering het plan vast te stellen.
Ook het argument van de gemeenteraad dat onvoldoende gegevens voorhanden zijn om de verkeersaantrekkende werking te beoordelen, kan de Afdeling niet vermurwen omdat de gemeenteraad de eigenaar dan maar in de gelegenheid had moeten stellen om deze gegevens aan te vullen en is dat niet gedaan. De Afdeling betrekt hier nog bij dat een school ook een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking kan hebben en is er vooralsnog niet van overtuigd dat de plannen van de eigenaar in relevante mate nadeliger zouden zijn voor de verkeerssituatie in de omgeving.
Bestuurlijke lus
Met toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht wordt de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld om de door de Afdeling geconstateerde gebreken te herstellenen en krijgt hiermee dus een tweede kans.