Houdt kapvergunning stand?
Het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug, hierna: het college, heeft op 31 januari 2022 een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een witte paardenkastanje van 20 meter hoog.
Op één meter afstand van de paardenkastanje staat een verdeelstation van Stedin Netten. Het verdeelstation is een klein stenen gebouw, van waaruit een kabelbed loopt met daarin middenspannings- en laagspanningskabels die deel uitmaken van het elektriciteitsnet.
Aanleiding voor het aanvragen van de kapvergunning is het voorkomen van een gevaar voor de veiligheid als gevolg van het aantasten van deze kabels door de wortels van de paardenkastanje.
In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, hierna: de Afdeling, de vraag beantwoord of de aanvraag voor de kapvergunning wel een aanvraag is indien de aanvrager geen toestemming heeft van een eventuele mede-eigenaar.
Erfgrens
De paardenkastanje staat namelijk op de erfgrens van twee percelen. Één van de percelen is eigendom van Stedin Netten en het andere perceel is eigendom van een inwoner die is opgekomen tegen de kapvergunning. Hij wil dat de boom blijft staan.
Grotendeels staat de paardenkastanje op het perceel van Steden Netten en is over de erfgrens met het perceel van de inwoner gegroeid en is dus mandeling (mede-eigendom), aldus de inwoner.
Belanghebbende
De Afdeling begrijpt het betoog van de inwoner aldus dat Stedin Netten geen belanghebbende is bij haar verzoek om een kapvergunning en dat de aanvraag daarom geen aanvraag is in de zin artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en buiten behandeling had moeten worden gesteld.
Volgens de Afdeling is iemand die om een kapvergunning verzoekt in beginsel belanghebbende bij een beslissing op dat verzoek. Dit kan anders zijn als het verzoek betrekking heeft op een boom die eigendom van een ander is of waarop een ander zakelijke rechten heeft. De verzoeker is geen belanghebbende als (a) aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden uitgevoerd, omdat de rechthebbende daarvoor geen toestemming wil geven en (b) er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit uit te voeren tegen de wens van de rechthebbende in (bijvoorbeeld via onteigening of het opleggen van een gedoogplicht).
Het ontbreken van toestemming van de inwoner, op wiens perceel deze boom dus deels staat, betekent volgens de Afdeling echter niet dat Stedin Netten niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
In het geval van mandelige eigendom geldt immers gedeelde beschikkingsmacht. Bij mandelige eigendom van een boom kan niet worden aangenomen dat de vergunde kap van de boom niet kan worden uitgevoerd vanwege de enkele omstandigheid dat toestemming van de mede-eigenaar ontbreekt. Daarbij is van belang dat een gang naar de burgerlijke rechter openstaat om vervangende toestemming te krijgen. Binnen die rechtsgang kan worden beoordeeld of die mede-eigenaar zijn toestemming zonder redelijke grond heeft geweigerd.
Stedin Netten is dus belanghebbende en haar verzoek is een aanvraag in de zin van artikel 1:3 Awb.
Privaatrechtelijke belemmering
Door de inwoner is ook nog aangevoerd dat een evident privaatrechtelijke belemmering aan het verlenen van de kapvergunning in de weg staat.
Ook hier krijgt de inwoner geen gelijk. De Afdeling oordeelt dat een kapvergunning alleen maar kan worden geweigerd om één van zes waarden, waaronder natuurwaarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden, als genoemd in artikel 4 van de Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug.
Voor zover voor het gebruik van de kapvergunning al instemming van anderen nodig zou zijn, is het ontbreken daarvan geen belang dat moet worden betrokken bij de vergunningverlening. Dit betekent volgens de Afdeling dat de kapvergunning niet om de reden dat er een evidente privaatrechtelijke belemmering is moet worden geweigerd.
Conclusie
Omdat ook hetgeen overigens in hoger beroep is aangevoerd geen doel treft, haalt de kapvergunning de eindstreep.
Bron: uitspraak Raad van State 13 november 2024