De curator en het civielrechtelijk bestuursverbod; een praktijkvoorbeeld

In 2016 is aan de Faillissementswet een aantal bepalingen toegevoegd, die zien op het civielrechtelijk bestuursverbod. Het civielrechtelijk bestuursverbod beoogt te voorkomen dat personen die faillissementsfraude of wanbeleid hebben gepleegd of de afwikkeling van een faillissement frustreren, bij andere rechtspersonen hun activiteiten voort kunnen (blijven) zetten. Deze regeling geldt voor faillissementen die na 1 juli 2016 zijn uitgesproken. Dit verbod kan worden opgelegd aan de (statutair en uitvoerend) bestuurders, feitelijk beleidsbepalers of indirect bestuurders van een rechtspersoon, die faillissementsfraude of wanbeleid hebben gepleegd dan wel de afwikkeling van een faillissement frustreren.

 

Het bestuursverbod kan bij de rechtbank gevorderd worden door de faillissementscurator of het Openbaar Ministerie als tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement zich bepaalde omstandigheden hebben voorgedaan. Deze omstandigheden zijn onder meer

  • als er sprake is van onbehoorlijk bestuur;
  • indien de bestuurder doelbewust rechtshandelingen heeft verricht waardoor schuldeisers zijn benadeeld;
  • indien de bestuurder is tekortgeschoten in zijn informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator of
  • indien een fiscale vergrijpboete is opgelegd.

Een voorbeeld uit de praktijk

In een recente procedure heeft de curator gevorderd een bestuursverbod aan een bestuurder op te leggen. In deze zaak is Twente Bemiddeling en Advies B.V. in staat van faillissement verklaard. Bestuurder is eerder betrokken geweest bij twee andere faillissementen. De curator had aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat bestuurder in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen. Zo heeft de bestuurder volgens de curator geweigerd om medewerking te verlenen aan de curator doordat de bestuurder de administratie van de failliet niet (volledig) heeft overgelegd. Daarnaast stelde de curator dat voorafgaand aan het onderhavige faillissement bestuurder tweemaal als bestuurder bij een faillissement betrokken is geweest en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van de curator toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de vordering alsnog afgewezen.

In deze zaak stond vast dat de administratie onvolledig was. Niettemin verklaarde de bestuurder en diens boekhouder dat de gehele administratie was overgelegd aan de curator. Uitgaande van die stelling heeft het hof geoordeeld dat er geen sprake was van een weigering om medewerking te verlenen aan de verzoeken van de curator.

Het hof komt ook niet tot een beoordeling van de persoonlijke verwijtbaarheid bij de twee eerdere faillissementen. De artikelen met betrekking tot het bestuursverbod zijn namelijk op 1 juli 2016 in werking getreden en hebben geen terugwerkende kracht, in die zin dat een uitgesproken faillissement van vóór 1 juli 2016 niet meetelt voor de eis dat bestuurder ten minste tweemaal eerder betrokken is geweest bij een faillissement waarvan hem een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.

 

Conclusie

De conclusie van het hof was dat het gevorderde bestuursverbod werd afgewezen omdat er geen sprake was van schending van de informatie- of medewerkingsplicht aan de zijde van de bestuurder. Daarnaast is ook niet gebleken dat bestuurder betrokken was bij ten minste twee eerdere faillissementen na 1 juli 2016.

TRC Advocaten

TRC Advocaten

31 december 2021

TRC Advocaten

Arrow

HEEFT U VRAGEN OF BENT U OP ZOEK NAAR JURIDISCH ADVIES?

Laat hieronder uw gegevens achter en geef aan wat uw vraag is. U wordt dan zo spoedig mogelijk geholpen door een van onze specialisten.

trc-advocaten-website016

Speciaal voor ondernemers en de mens erachter

Samenwerken; niet vóór u maar mét u

Eerlijk advies van onze specialisten