De WHOA: de rechtspraak tot nu toe deel 2
Op 17 februari 2021 is een eerste blog verschenen waarin vijf recente uitspraken die in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord, hierna te noemen “de WHOA”, zijn gewezen worden besproken. Deze vijf uitspraken hebben betrekking op het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode en het benoemen van een herstructureringsdeskundige. Het is inmiddels bijna 6 maanden na de datum van de inwerkingtreding van de WHOA. Het is tijd voor een update van de uitspraken die in het kader van de WHOA zijn gewezen.
Met de zoekterm “WHOA” haalde ik op de website van de Rechtspraak 35 zoekresultaten ‘binnen’. Na een selectie op de inhoud van deze uitspraken bleven, naast de reeds eerder besproken vijf uitspraken, 23 uitspraken met betrekking tot de WHOA over:
- Rechtbank Noord-Holland 27 januari 2021 ECLI:NL:RBNHO:2021:708;
- Rechtbank Noord-Nederland 29 januari 2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:285;
- Rechtbank Noord-Nederland 29 januari 2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:509;
- Rechtbank Noord-Nederland 17 februari 2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:602;
- Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2021 ECLI:NL:RBNHO:2021:1398;
- Rechtbank Den Haag 2 maart 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:1798;
- Rechtbank Rotterdam 3 maart 2021 ECLI:NL:RBROT:2021:1768;
- Rechtbank Rotterdam 3 maart 2021 ECLI:NL:RBROT:2021:1769;
- Rechtbank Gelderland 4 maart 2021 ECLI:NL:RBGEL:2021:2343;
- Rechtbank Gelderland 4 maart 2021 ECLI:NL:RBGEL:2021:1126;
- Rechtbank Den Haag 5 maart 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:2033;
- Rechtbank Rotterdam 8 maart 2021 ECLI:NL:RBROT:2021:1887;
- Rechtbank Midden-Nederland 19 maart 2021 ECLI:NL:RBMNE:2021:1113;
- Rechtbank Amsterdam 23 maart 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:1874;
- Rechtbank Midden-Nederland 26 maart 2021 ECLI:NL:RBMNE:2021:1255;
- Rechtbank Noord-Nederland 26 maart 2021 ECLI:NL:RBNNE:2021:1100;
- Rechtbank Den Haag 1 april 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:3228;
- Rechtbank Den Haag 2 april 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:3227;
- Rechtbank Midden-Nederland 6 april 2021 ECLI:NL:RBMNE:2021:1901;
- Rechtbank Noord-Nederland 15 april 2021 ECLI:NL:RBNHO:2021:3085;
- Rechtbank Midden-Nederland 14 mei 2021 ECLI:NL:RBMNE:2021:2294;
- Rechtbank Den Haag 25 mei 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:5316;
- Rechtbank Amsterdam 26 mei 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:2815.
Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2021 ECLI:NL:RBNHO:2021 (homologatie wordt toegewezen)
In deze zaak werd voor de eerste keer een akkoord op grond van de WHOA gehomologeerd. De rechtbank dient het verzoek tot homologatie op grond van de WHOA toe te wijzen, tenzij een of meer van de afwijzingsgronden zich voordoen. De afwijzingsgronden kunnen worden onderverdeeld in algemene afwijzingsgronden (art. 384 lid 2 Fw) en aanvullende afwijzingsgronden (art. 384 lid 3 tot en met 5 Fw). De algemene afwijzingsgronden hebben bijvoorbeeld betrekking op de vraag of het besluitvormingsproces zuiver is geweest.
Verzoekers in deze zaak exploiteren een onderneming in de evenementenbranche. Zij adviseren, ontwerpen en realiseren audiovisuele technische producties voor grootschalige evenementen. Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus is de onderneming van verzoekers per 15 maart 2020 stilgevallen. Verzoekers hebben een reorganisatie doorgevoerd om de kosten te saneren. Zo is, onder andere, afscheid genomen van 21 personeelsleden en is de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte beëindigd. In juni 2020 hebben verzoekers aan hun 121 schuldeisers een akkoord aangeboden. Het akkoord bleek, in verband met tegenstemmende schuldeisers, niet haalbaar.
Op 29 december 2020 hebben verzoekers opnieuw een akkoord aangeboden aan hun schuldeisers, maar nu op grond van de WHOA. De schuldeisers zijn ingedeeld in drie klassen: retentor (1), de Belastingdienst (2) en de concurrente schuldeisers (3). Het akkoord hield samengevat in dat i) concurrente schuldeisers 16% van hun vordering betaald zouden krijgen; ii) een retentor een vast bedrag en 16% over het concurrente deel van zijn vordering zou ontvangen, en iii) de fiscus 21% van zijn vordering betaald zou krijgen. De schuldeisers konden hun stem uitbrengen via de (met een wachtwoord beveiligde) website of per e-mail of post. De rententor en de Belastingdienst stemden in. Van de concurrente klasse stemde 91,4 % in bedrag voor.
De rechtbank homologeert het akkoord. Er is geen sprake van een algemene afwijzingsgrond. Er is wel sprake van een tegenstemmende concurrente schuldeiser die een verweerschrift heeft ingediend en heeft verzocht om afwijzing van de homologatie. De rechtbank passeert het verzoek van de desbetreffende concurrente schuldeiser nu verzoekers voldoende gedocumenteerd hebben onderbouwd dat de schuldeisers op basis van het akkoord beter af zijn dan bij een vereffening van het vermogen van verzoekers in faillissement.
Rechtbank Den Haag 2 maart 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:1798 (homologatie wordt afgewezen)
Deze zaak betreft het vervolg op de in de vorige blog besproken uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:198) waarin, onder andere, het verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode werd toegewezen. So far so good.
Ook hier heeft verzoeker eerst zelf maatregelen genomen om de kosten te saneren. Zo heeft hij het personeelsbestand van tien personen teruggebracht naar twee personen en is een nieuwe huurafspraak gemaakt met de verhuurder van het winkelpand.
Verzoeker verzoekt in deze zaak homologatie van een aangeboden akkoord dat thans enkel ziet op de groep van concurrente schuldeisers. Dit akkoord houdt in dat de concurrente schuldeisers – tegen finale kwijting – binnen veertien dagen na homologatie 22,5 % van hun totale vordering betaald krijgen.
Volgens het stemverslag hebben 9 van de 18 schuldeisers met een concurrente vordering tijdig hun stem uitgebracht en hebben deze 9 schuldeisers ingestemd met het akkoord.
De rechtbank wijst het verzoek tot homologatie van het akkoord af. Verzoeker heeft nagelaten om alle stemgerechtigde schuldeisers op de juiste wijze in kennis te stellen van het tijdstip van de homologatiezitting bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat om die reden sprake is van een afwijzingsgrond. Daarnaast had niet iedere schuldeiser met het akkoord ingestemd, ontbrak bij de wet voorgeschreven informatie en was sprake van onjuistheden in de verstrekte informatie aan de schuldeisers. Volgens de rechtbank zijn de schuldeisers niet voldoende in staat gesteld tot een afgewogen keuze te komen. De rechtbank kan er niet van uitgaan dat zonder deze gebreken de uitkomst van de stemming dezelfde zou zijn geweest. Ook om die reden is sprake van een afwijzingsgrond.
Rechtbank Gelderland 10 maart 2021 ECLI:NL:RBGEL:2021:1128 (homologatie wordt toegewezen)
Verzoekers exploiteren een boerenbedrijf. Toen ABN Amro bank het krediet in 2019 heeft opgezegd en haar openstaande vordering heeft opgeëist, zijn verzoekers in acute financiële problemen geraakt en zijn hun eigendommen verkocht. Per 2021 exploiteren verzoekers het bedrijf in opdracht van een nieuwe eigenaar en is hun eigen onderneming sterk gereduceerd.
Verzoekers hebben aan hun schuldeisers een akkoord op grond van de WHOA aangeboden. Verzoekers hebben twee klassen onderscheiden: concurrente schuldeisers (1) en de Belastingdienst (2). Het akkoord is volgens het stemverslag door beide klassen geaccepteerd. In klasse I hebben 43 van de 51 schuldeisers een positieve stem uitgebracht. Samen vertegenwoordigen zij 74,93 % van de totale schuld in klasse I. In klasse II heeft de Belastingdienst ingestemd met het akkoord.
De rechtbank overweegt dat na stemming over het akkoord is gebleken dat sprake is van een extra schuldeiser met een concurrente vordering van € 4.410,68. Het akkoord is na de stemming maar voor het indienen van het homologatieverzoek alsnog aan de desbetreffende schuldeiser voorgelegd. Aan deze schuldeiser is hetzelfde percentage aangeboden als aan de overige concurrente crediteuren. Volgens de rechtbank is mogelijk sprake van een afwijzingsgrond nu blijkt dat een concurrente schuldeiser buiten de akkoordprocedure is gehouden, terwijl de stemgerechtigde schuldeisers daarvan niet op de hoogte waren. De desbetreffende schuldeiser is op een later tijdstip alsnog akkoord gegaan met het voorstel. Met de desbetreffende schuldeisers is een separate overeenkomst tot stand gekomen die de schuldeiser ten opzichte van verzoekers in dezelfde positie brengt als de schuldeisers die wel zijn betrokken in het te homologeren akkoord. Om die reden leidt de ongelijke behandeling niet tot afwijzing van het homologatieverzoek. De rechtbank homologeert het akkoord.
Conclusie
Uit de hiervoor besproken uitspraken blijkt dat de praktijk (dankbaar) gebruik maakt van de mogelijkheden die de WHOA biedt. Ook illustreren de uitspraken dat een WHOA-akkoord bepaald geen sinecure is. Heeft u vragen over de WHOA? Schroom dat niet om vrijblijvend contact met mij of een van mijn collega’s op te nemen.