Zelf voorzien en het relativiteitsbeginsel
De gemeenteraad van Elburg heeft op 14 december 2020 het bestemmingsplan “Elburg – De Kopse Waard 2020” vastgesteld. Het plan voorziet in het bouwen van vijf woningen en de aanleg van een botenhelling en een recreatieveld. De gemeente Elburg is zelf de initiatiefnemer.
DE AFDELING VOORZIET ZELF IN DE ZAAk
Een omwonende is het niet eens met het plan en stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij voert aan dat in het plan niet is geregeld welke vorm van recreatie op het recreatieveld is toegestaan. Ter zitting heeft de gemeenteraad toegelicht dat bedoeld is om extensieve dagrecreatie toe te staan. Deze vorm van recreatie is echter niet opgenomen in de planregels en slaagt hierdoor het beroep van de omwonende. Ter zitting is vervolgens besproken dat en hoe de Afdeling zelf kan voorzien op dit punt: de Afdeling heeft aan artikel 4.1 van de planregels “extensieve dagrecreatie” toegevoegd en aan artikel 1 “Begrippen” een definitie van “extensieve dagrecreatie”.
RELATIVITEITSBEGINSEL
In beroep heeft de omwonende ook nog aangevoerd dat de bouw van de woningen alleen maar mogelijk is met het besluit van 15 december 2020 waarin voor de vijf nog te bouwen woningen hogere waarden voor de geluidsbelasting van het wegverkeer zijn vastgesteld. Zijn standpunt is dat dit besluit dateert van ná de vaststelling van het bestemmingsplan en dit betekent dat het plan niet voldoet aan de geluidsnormen.
De Afdeling is hier snel klaar mee. Onder verwijzing naar de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, waarin uitvoerig is toegelicht hoe de Afdeling omgaat met het relativiteitsbeginsel als bedoeld in artikel 8:69a Awb, wordt geoordeeld dat de omwonende zich niet kan beroepen op de mogelijke gevolgen van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer voor het woon-en leefklimaat bij de nog te bouwen woningen. Hij is niet de eigenaar van het perceel waarop de woningen zijn voorzien en is ook niet gebleken van concrete interesse in de koop en/of de bewoning van één van deze woningen.
Verder heeft de omwonende in beroep ook nog betoogd dat het besluit van 15 december 2020 er van uitgaat dat het gebied binnen de grenzen van de bebouwde kom is gebracht. Het hierop betrekking hebbende besluit van 14 december 2020 is echter door de rechtbank Gelderland vernietigd, aldus de omwonende. Ook op dit punt komt de Afdeling
onder verwijzing naar de overzichtsuitspraak van 11 november 2020 niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Het besluit van 15 december 2020 strekt immers ook tot bescherming van de bewoners van de nog te bouwen woningen en kan de omwonende niet als zodanig worden aangemerkt.
Artikel 8:72 lid 3 onder b Awb biedt de rechter de mogelijkheid om te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. In beginsel wordt hier terughoudend mee omgegaan vanwege de scheiding der machten. Dat was in deze zaak echter geen probleem omdat uit de uitspraak blijkt dat hierover ter zitting overleg is gevoerd. Deze pragmatische aanpak van de Afdeling past in het streven naar finale geschillenbeslechting en heeft als voordeel dat partijen nu weten waar ze aan toe zijn.