Dwangsom voor 'lachgaskoning' terecht?
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft Deliverbro’s, dat lachgas aan bedrijven en particulieren verkoopt, een last onder dwangsom opgelegd. In de last wordt Deliverbro’s gesommeerd te stoppen met het verkopen van lachgas.
Venten
Volgens het college is er sprake van venten zoals omschreven in de ‘Verordening staan-en ligplaatsen buiten de markt en venten’. Deze verordening is overtreden omdat Deliverbro’s geen vergunning had voor het verkopen van lachgas.
(Geluids)overlast
Verder is er veel overlast van lachgasverkopers, het opblazen en het uiteenspatten van lachgasballonnen veroorzaakt veel lawaai en is dat een overtreding van artikel 5.5 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV).
Dwangsommen
De dwangsommen zijn opgelopen tot een bedrag van €1.000.000,- en het college heeft deze dwangsommen ingevorderd.
Hoger beroep
Deliverbro’s is het hier niet mee eens en stelt, na een ongegrond bezwaar en beroep bij de rechtbank, hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Daar betoogt Deliverbro’s dat er geen sprake is van venten. Wat zij doet komt overeen met de definitie van venten zoals omschreven in de ‘Verordening staan-en ligplaatsen buiten de markt en venten’ en wijst zij er op dat de verkoop van lachgasproducten uitsluitend online gebeurt. Op de website kunnen klanten een bestelling plaatsen, die online moet worden afgerekend en na de bestelling gaat een koerier naar de klant om de bestelling af te leveren. Ook is het volgens Deliverbro’s zo dat koeriers maximaal 15 minuten op de afgesproken plaats staan en als een nieuwe bestelling in die omgeving wordt geplaatst die termijn per bestelling met 15 minuten wordt verlengd.
Afdeling verwijst naar processen-verbaal en rapporten
Dit komt volgens de Afdeling echter niet overeen met hetgeen blijkt uit de processen-verbaal en rapporten van bevindingen die ten aanzien van de handelwijze van Deliverbro’s zijn opgemaakt. Daaruit volgt dat de verkopers van Deliverbro’s telkens als zij op straat zijn aangetroffen met gasflessen, zij ter plaatse lachgasballonnen klaarmaakten, zij verder mensen op straat aanspraken om lachgasproducten te kopen en dat contant of per pin werd betaald. Verder dat de verkopers zich urenlang ophielden op vaste plaatsen en zijn medewerkers gezien met bakfietsen met lachgascilinders en ballonnen en waarbij de bakfietsen waren voorzien van de tekst “ufogas.nl, pinnen ja graag, [06-nummer], betaal hier ook”.
Deliverbro’s heeft de inhoud van de processen verbaal en rapporten niet weersproken en enkel de kwalificatie die het college aan deze waarnemingen geeft betwist.
Volgens Deliverbro’s zou er geen sprake zijn van overtreding van de APV omdat een gasfles geen toestel, geluidsapparatuur of machine is in de zin van artikel 5.5 lid 1 van de APV. De Afdeling oordeelt dat dit artikel niet alleen ziet op toestellen, geluidsapparatuur of machines maar ook op het anderszins verrichten van handelingen die hinder veroorzaken. Het gebruik van een gasfles valt in deze restcategorie. Ook hier krijgt Deliverbro’s geen gelijk van de Afdeling.
Algemeen belang
Vervolgens onderstreept de Afdeling in deze uitspraak nog eens de lijn in de jurisprudentie dat gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving het bevoegde bestuursorgaan in de regel moet handhaven bij overtreding van een wettelijk voorschrift.
Aan de invordering van een verbeurde dwangsom wordt eveneens zwaar gewicht toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien, bijvoorbeeld bij concreet zicht op legalisatie. Dat is hier niet het geval en weegt volgens de Afdeling het belang bij handhaving zwaarder dan het belang van Deliverbro’s.
Deliverbro’s is het ook niet eens met de invorderingsbesluiten maar volgens de Afdeling mocht het college overgaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen op grond van de waarnemingen in de processen-verbaal en de rapporten van bevindingen, die op zichzelf niet zijn betwist en duidelijk zijn vastgelegd en waaruit blijkt dat Deliverbro’s de overtredingen heeft begaan.
Financiële draagkracht
Ook het gestelde gebrek aan financiële draagkracht bij Deliverbro’s om de dwangsommen te kunnen betalen biedt geen soelaas. De Afdeling oordeelt dat bij een besluit over invordering van een dwangsom in beginsel geen rekening hoeft te worden gehouden met de financiële draagkracht van de overtreder. Dit is slechts anders indien evident is dat de overtreder niet in staat is de dwangsommen (volledig) te betalen, echter moet die dat dan wel aantonen. Omdat Deliverbro’s op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie slaagt ook dit betoog niet.
Conclusie
Alle argumenten van Deliverbro’s worden door de Afdeling van tafel geveegd. Het college mag overgaan tot het invorderen van €1.000.000,- aan verbeurde dwangsommen.
De vraag is echter wel hoeveel hiervan daadwerkelijk zal worden opgehaald...