Gemeente Eindhoven in de fout met opleggen dwangsom aan inbreker
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 30 november 2020 een last onder dwangsom opgelegd aan een inwoner. Hij werd gelast om geen inbrekerswerktuig te vervoeren of bij zich te hebben op een openbare plaats in Eindhoven. De dwangsom bedraagt € 2.500,= per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000,=.
Betrapt op heterdaad
De aanleiding voor de last onder dwangsom is een politierapport, waaruit blijkt dat de inwoner op 7 oktober 2020 op heterdaad werd betrapt op het terrein van de voormalige middelbare school Floor Evers, die werd gesloopt. Er is toen aan de hand van camerabeelden van een beveiligingsbedrijf vastgesteld dat er op het terrein twee mannen rondliepen. In een bossage buiten het terrein werden een blauwe scootmobiel en een fiets aangetroffen. Bij de opening in de omheining werd een schroef-accuboormachine aangetroffen die leek te zijn gebruikt om de omheining van het terrein te forceren.
Een politiehond heeft de inwoner op het terrein opgespoord. Zijn verklaring voor zijn aanwezigheid op het terrein was dat hij een vriend aan het zoeken was. Bij de inwoner werden een hoofdlamp en twee zakmessen aangetroffen en in zijn directe omgeving een paar werkhandschoenen die op de grond lagen. Verder werden op het terrein gereedschappen en andere waardevolle voorwerpen aangetroffen die ogenschijnlijk waren verzameld om mee te nemen. De inwoner werd dus op heterdaad betrapt en aangehouden wegens diefstal door middel van braak. De tweede man die op het terrein rondliep, is niet aangetroffen door de politie.
Gemeente wil herhaling voorkomen
De inwoner heeft sinds mei 1993 een groot aantal antecedenten. Hij werd onder andere verdacht van diefstal van fietsen, (gewoonte)heling, diefstal van een snor-/bromfiets en oplichting. Met de last onder dwangsom wil het college de inwoner dwingen geen inbrekerswerktuig te vervoeren of bij zich te hebben en zodoende te voorkomen dat hij gaat inbreken.
Beroep
In beroep bij de rechtbank voert het college aan dat het niet anders kan dan dat de inwoner met de inbrekerswerktuigen eerder op een openbare plaats is geweest omdat deze werktuigen deels zijn gebruikt om toegang te krijgen tot het afgesloten terrein. Verder blijkt uit de politieregisters dat de inwoner zich voornamelijk bezighoudt met diefstal en heling van fietsen en hij eerder vermogensdelicten met braak in de nachtelijke uren heeft gepleegd.
De rechtbank gaat hier niet in mee, de bevindingen bieden onvoldoende feitelijke grondslag voor de stelling dat de inwoner met de inbrekerswerktuigen eerder op een openbare plaats is geweest. Hiervoor is de aanname dat hij zich met deze werktuigen over de openbare weg moet hebben verplaatst om bij het afgesloten terrein te komen onvoldoende. Het beroep van de inwoner wordt gegrond verklaard.
Hoger beroep
Het college gaat in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling stelt allereerst vast dat de inwoner niet is aangetroffen op een openbare plaats. Verder is de rol van de tweede man en het verband tussen de inwoner en scootmobiel onduidelijk. Niet valt uit te sluiten volgens de Afdeling dat deze tweede man vanaf een openbare plaats met de schroef-accuboormachine de omheining heeft geforceerd. Ook valt niet uit te sluiten dat de hoofdlamp en de zakmessen van het terrein afkomstig zijn. Hierdoor is er voldoende twijfel over het standpunt van het college dat de man op een openbare plaats de inbrekerswerktuigen heeft vervoerd. Het hoger beroep van het college wordt ongegrond verklaard.
Opmerkelijke uitspraak
Deze uitspraak is opmerkelijk vanwege het door het college doorzetten van deze zaak. Het feitencomplex is immers niet sluitend voor de conclusie dat de inwoner met inbrekerswerktuig op een openbare plaats is geweest. Dat moest nu juist worden aangetoond om de last onder dwangsom op te kunnen leggen.