Kan de gemeente optreden tegen overlast als gevolg van houtkachels?
Een inwoner van Den Haag ondervindt rook- en geuroverlast als gevolg van houtstook door bewoners in zijn buurt. Hij heeft het college van burgemeester en wethouders gevraagd hiertegen handhavend op te treden op grond van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 en een gedragsaanwijzing op te leggen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Artikel 7.22 Bouwbesluit
Artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 gaat onder andere over het restrisico bij gebruik van een bouwwerk, zoals het op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze verspreiden van rook, roet, walm of stof.
Een inspecteur van de dienst Stedelijke Ontwikkeling heeft een inspectie uitgevoerd in en rondom het pand waar de houtkachel wordt gestookt. In het rapport is onder meer vermeld dat de afstand tussen de woning van de inwoner en het pand waar gestookt wordt 53 m bedraagt. Verder is vermeld dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 alleen ter bescherming dient van de bewoners van de woning waarin de houtkachel zich bevindt. De inwoner die overlast ondervindt, kan hier dus geen beroep op doen.
Op grond van dit rapport trekt het college de conclusie dat er geen sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit 2012 en wijst het verzoek om handhaving af.
Gedragsaanwijzing
Het verzoek om een gedragsaanwijzing op te leggen wordt door de burgemeester afgewezen. Volgens de burgemeester kan alleen dan een gedragsaanwijzing worden gegeven als er geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan ernstige hinder (woonoverlast). Omdat de inwoner niet is ingegaan op het aanbod tot mediation staat er volgens de burgemeester nog een andere, minder belastende mogelijkheid dan een aanwijzing open om de hinder te beëindigen.
Bezwaar
Het college wijst de beide verzoeken af en de inwoner stelt hiertegen bezwaar in. Het bezwaar wordt door de burgemeester ongegrond verklaard.
Beroep
De inwoner laat het hier niet bij zitten en gaat in beroep bij de rechtbank. Die komt tot de conclusie dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan om te kunnen beoordelen of het gebruik van de houtkachel op een hinderlijke en/of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof verspreid dan wel of sprake is van een ernstige en herhaaldelijke geurhinder. Op dit punt krijgt de inwoners dus gelijk. De beslissing van de burgemeester met betrekking tot de gedragsaanwijzing laat de rechtbank echter in stand.
Hoger beroep
Dat is voor de inwoner aanleiding om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep is dus gericht tegen het weigeren een gedragsaanwijzing op te leggen.
In hoger beroep voert de inwoner aan dat de rechtbank heeft miskend dat mediation niet mogelijk was. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het opleggen van een gedragsaanwijzing een ultimum remedium is en de inwoner niet akkoord is gegaan met een minder verstrekkend middel, namelijk mediation. Uitsluitend het standpunt van de inwoner dat mediation naar zijn overtuiging geen mogelijkheid biedt, kan er niet toe leiden dat het college gehouden was een gedragsaanwijzing op te leggen.
Beslissing
De Afdeling is het dus met deze motivering eens en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Het college moet dus een nieuw besluit op het bezwaar van de inwoner nemen.
De Afdeling overweegt ambtshalve nog dat de burgemeester niet bevoegd was om te besluiten op het bezwaar betreffende het verzoek om handhavend op te treden. Deze bevoegdheid ligt immers bij het college. De beslissing op bezwaar betreffende het verzoek om handhaving is derhalve onbevoegd genomen en heeft het college deze beslissing niet alsnog door bekrachtiging voor zijn rekening genomen. Het bevoegdheidsgebrek is dus niet hersteld met het besluit op bezwaar.
De rechtbank heeft dit niet gezien en de Afdeling overweegt dat de rechtbank alleen al hierom het beroep gegrond had moeten verklaren en af had moeten zien van een inhoudelijke beoordeling. De Afdeling komt om deze reden ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepsgronden over het Bouwbesluit 2012.
De Afdeling concludeert echter dat rechtbank het beroep terecht, zij het op onjuiste gronden, gegrond heeft verklaard en hoeft de uitspraak van de rechtbank daarom niet te worden vernietigd. Deze misslag van de rechtbank blijft dus zonder gevolgen.